1942. Het jaar van de stilte
Herman Van Goethem
Polis / Cossee, 2019
Door Thomas Feijen, historicus
Februari 1942. Schrijver Stefan Zweig en zijn vrouw zijn net als vele anderen overtuigd dat nazi-Duitsland de oorlog gaat winnen. Onderwijl in ballingschap in het Braziliaanse Petrópolis stappen ze beiden moedeloos en ontredderd uit het leven. Enkele maanden later leiden Duitse troepen zware nederlagen in de Slag om Stalingrad en El Alamein. De hoop op een geallieerde overwinning krabbelt eind 1942 over de hele wereld weer overeind. Pas vanaf dat moment nemen vele Europese landen definitief hun positie tegen het naziregime in. Voordien hebben oorlogsregeringen eerder een afwachtende houding wat een verregaande invloed heeft op de uitvoering van de Jodendeportaties. De stille ommekeer wordt na de oorlog echter snel vergeten. Tot dit boek van Herman Van Goethem verschijnt.
Het is precies het jaar 1942 dat Herman Van Goethem, docent geschiedenis en rector van de Universiteit Antwerpen, wil ontleden. Van Goethem deed onderzoek naar de Jodendeportaties, als academicus en als directeur van het museum en memoriaal Kazerne Dossin, de voormalige legerbasis van waaruit Belgische Joden en zigeuners werden weggevoerd naar Auschwitz. Dit boek is het resultaat van veertien jaar werk en schetst een ander beeld van het staatsapparaat en overheidsfunctionarissen dan we gewend zijn. Van Goethem gebruikt Antwerpen als casus en kiest voor een atypische schrijfstijl. 1942. Het jaar van de stilte is niet louter geschiedschrijving, maar een aaneenrijging van persoonlijke verhalen, die je bij de keel grijpen.
De algemene aanname dat men meteen aan het begin van de oorlog ofwel het kamp koos van het verzet ofwel van de collaboratie, schuift Van Goethem opzij. Zelfs regeringen in ballingschap namen eerst een pragmatische houding aan. Ze rekenden eerder op een terugkeer dankzij een compromisvrede dan dat ze gingen staan voor de liberale democratie om haar te verdedigen tegen het fascisme. Zo ook de Belgische regering-Pierlot, waarvan in juli 1940 slechts vier ministers in Londen zaten en acht in Vichy-Frankrijk, het gebied onder het collaborerende regime van maarschalk Philippe Pétain. ‘Iedere politiek analist weet dat die acht de kat uit de boom kijken en niet de kant van Churchill hebben willen kiezen’, merkt Van Goethem op. Omdat lang werd gedacht dat Duitsland de oorlog kon winnen, hielden velen rekening met zo’n compromisvrede waarbij de Europese naties als een soort Duitse satellietstaten in relatieve autonomie zouden kunnen blijven bestaan. Dat is het denkkader van 1942. Het jaar van de stilte, dat onmisbaar is om te begrijpen waarom de Belgische overheden en administratie de eerste jaren weinig weerstand boden toen de Duitsers aanklopten met hun plannen om duizenden onschuldigen op te pakken en te vervoeren naar hun laatste bestemming in het oosten.
Nederlandse Joden
Ook Nederlandse Joden kwamen terecht in Antwerpen. Zoals Saartje Zeehandelaar en haar zonen Johan en Aron Slager uit Steenwijk. Het is een van de vele families die Van Goethem in het boek beschrijft. Elke keer weer nieuwe levensverhalen, aangevuld met persoonlijke details, vermengd met de bittere realiteit. Van Goethem had tijdens zijn onderzoek contact met Sarah Slager. ‘Ik ben geboren in Antwerpen op 31 augustus 1942. Ik draag de voornaam van mijn grootmoeder, die vijf weken voor mijn geboorte gestorven is omdat ze bij haar aanhouding cyaankali innam.’ De hele familie was vanuit Nederland op weg naar Zwitserland. Haar grootmoeder had voor haar vertrek beloofd dat de Duitsers haar nooit levend in handen zouden krijgen. ‘Mijn grootmoeder had er bij Aron en mijn ouders, Johan en Lies, op aangedrongen dat zij ook cyaankali zouden innemen. Maar mijn ouders hadden elkaar gezworen dat ze zoiets nooit zouden doen.’ De familie werd door de Vlaamse SS aangehouden. Toen ze probeerden weg te vluchten viel de moeder van Sarah, waarop haar vader omkeerde om haar overeind te helpen en ze uiteindelijk allebei werden gearresteerd.
De kracht van Van Goethem is dat hij met fragmenten uit dagboeken, politiearchieven en getuigenissen reconstrueert hoe de deportaties in Antwerpen verliepen. In de marge staat een foto van Aron Slager afgedrukt. Het is een van de 184 pasfoto’s van de mensen die hij beschrijft. 368 ogen die de lezer aankijken. Van Goethem geeft hun allemaal letterlijk een gezicht. In het SS-lokaal namen Saartje en Aron hun cyaankali-pil in. Omdat de moeder van Sarah hoogzwanger was, mocht ze bevallen in een Antwerps ziekenhuis waaruit ze door verzetsmensen bevrijd werden, waardoor ze de oorlog overleefde. Sarahs vader werd op 1 september gedeporteerd uit Kazerne Dossin, ‘zonder te weten dat hij de dag voordien vader was geworden.’
Parallellen met Nederland
De twijfelachtige rol die het Antwerpse stadsbestuur en de politie speelden bij de deportaties kwamen de afgelopen jaren al aan het licht. Maar schokkend is het wel dat de burgemeester doelbewust Duitsgezinde agenten heeft ingezet in de Joodse wijken – hoewel Antwerpen volgens Van Goethem daarin niet uitzonderlijk was. Met zijn boek wil Van Goethem ook in andere landen een aanzet geven tot verder historisch onderzoek. Amsterdam had net als Antwerpen een groot aantal Joodse inwoners en ook daar hielp het stadsbestuur gewillig met de razzia’s mee.
Vorig jaar publiceerde historica Katja Happe al het boek Veel valse hoop, de Jodenvervolging in Nederland 1940-1945 waarin ze de houding van de Nederlandse overheden kritisch belicht.
In het e-mailverkeer dat ik met Herman Van Goethem voor deze bespreking had, wijst hij op de sympathie voor het Nederlandse oorlogskabinet in Londen voor de Nederlandse Unie, een politieke beweging die zich ook erg pragmatisch opstelde tegen de bezetting . Maar hij verwijst eveneens naar het gebrek aan aandacht van koningin Wilhelmina voor de Jodenvervolging en naar het feit dat Nederland zijn zelfstandigheidspolitiek en neutraliteit pas in december 1942 definitief opgaf. Het zijn volgens hem aanwijzingen dat er in de beginjaren van de oorlog heel wat andere scenario’s leefden dan tegen het einde ervan.
1942. Het jaar van de stilte geeft nieuwe perspectieven over de Tweede Wereldoorlog en nuanceert de overlevering van een land dat vanaf het moment van de bezetting de absolute onafhankelijkheid weer voor ogen stelt. De Belgische overheden stelden zich eerder afwachtend op en die houding resulteerde in een soms verregaande samenwerking met de Duitse bezetter. De oorlog bracht overheidsfunctionarissen weliswaar in een benarde positie, maar Van Goethem toont dat men Duitse bevelen soms nauwer uitvoerde dan de bezetter zelf vroeg.
‘Eind 1942 liepen zeer velen haastig het “witte kamp” in. De Grote Ommekeer moest wel kundig worden versluierd. (…) In een wereld beheerst door kennis en media kunnen collectieve trauma’s enkel voorbijgaan door verhalen waarin schuld en verantwoordelijkheid worden afgewogen, erkend en verwoord. Alleen zo kunnen we verleden, heden en toekomst met elkaar verbinden’, schrijft Van Goethem in zijn epiloog. De waarheid heeft recht op haar nuance. Misschien is dat in tijden waar ieder vooral zijn eigen gelijk wil halen, weer relevanter dan ooit.