DE BRUIJN 2

Hoogmoed en onmacht

Tom de Bruijn
Prometheus, 2024

Bestel dit boek  bij onze partner Athenaeum Boekhandel

 

 

Door Golo Vanden Eynde, Nexus-redacteur

Als de tragische oorlogen in Oekraïne en het Midden-Oosten ons iets hebben geleerd, dan is het wel dat de mate waarin de EU in staat is om grootschalige conflicten te beïnvloeden – laat staan ze te beëindigen – bijzonder beperkt is. Hoewel beide conflicten directe gevolgen hebben voor de vrede, de veiligheid en de welvaart van Europa, blijft de doorslaggevende hoofdrolspeler op het internationale strijdtoneel nog steeds de VS – niet de EU. De terugkeer van Trump zet de trans-Atlantische relatie wederom onder druk, maar benadrukt tevens op pijnlijke wijze Europa’s blijvende afhankelijkheid van het Amerikaanse militaire apparaat. Als de VS zich werkelijk zouden terugtrekken uit het conflict in Oekraïne, of Israël geen enkele belemmering meer zouden opleggen in de strijd tegen Iran, dan zou dat verregaande gevolgen met zich meebrengen voor de veiligheid in Europa. En toch – ondanks al deze waarschuwingssignalen – blijkt de EU nog altijd niet in staat te zijn een gezamenlijke langetermijnstrategie te definiëren. ‘Strategische soevereiniteit’ blijft een idyllisch vergezicht: prachtig, maar onbereikbaar.

Wie in deze onzekere en snel veranderende omstandigheden het overzicht wil bewaren, zal Tom de Bruijns Hoogmoed en onmacht: Geopolitiek en de Europese Unie zeker kunnen waarderen. Als ambassadeur van Nederland voor de EU en als minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in het kabinet-Rutte III, heeft De Bruijn waardevolle ervaringen opgedaan in de wandelgangen van Brussel en Den Haag. Zijn conclusie, na al die jaren, stemt somber: na al die jaren is van een ‘geopolitieke unie’ nog steeds geen sprake. De boodschap die hij zijn lezer wil meegeven is dan ook dringend.

Het is de hoogste tijd dat de EU-lidstaten zich ervan bewust worden dat zij individueel in de wereld geen geopolitieke rol van betekenis kunnen spelen. Alleen gezamenlijk kunnen zij een factor van betekenis zijn. Maar zelfs dan moet de Europese Unie vooralsnog enige bescheidenheid en realiteitszin aan de dag leggen en haar beperkingen kennen. De Europese Unie is, behalve economisch, nog lang geen grote mogendheid.

Dat de omvorming van een voornamelijk economische unie naar een geopolitieke unie geen eenvoudige opgave is, heeft meerdere oorzaken. Gezien haar ontstaansgeschiedenis, verklaart De Bruijn, heeft de EU een moeizame verhouding met het bedrijven van Realpolitik. We mogen niet vergeten dat Europese integratie oorspronkelijk begon als een poging om de ongebreidelde macht van staten te begrenzen. Niet voor niets begon het integratieproces met de oprichting van een ‘Hoge Autoriteit’ voor kolen en staal – de twee essentiële grondstoffen voor de oorlogsvoering. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een organisatie, opgericht ter bevordering van de vrede, niet is voorbereid op harde machtspolitiek. Bovendien hebben de lidstaten hun krijgsmachten al sinds het einde van de oorlog – en zeker na de val van de Muur – langzaam maar zeker afgebouwd. Defensie en veiligheid konden worden uitbesteed aan de VS. Het gevolg van al deze nalatigheid was echter wel een gevaarlijke mate van afhankelijkheid, die ook vandaag – ondanks de recente stijging in defensie-uitgaven – nog lang niet is verholpen. Dat alles maakt dat het ‘in het huidige tijdsgewricht van toenemende geopolitieke spanningen buitengewoon lastig is de omschakeling te maken van soft power naar hard power.’

Naast deze moeizame voorgeschiedenis identificeert De Bruijn drie andere obstakels die een daadwerkelijk geopolitieke unie in de weg staan, en die hij in zijn boek een voor een toelicht. Ten eerste ontbreekt het de lidstaten aan een duidelijk gedefinieerd gemeenschappelijk belang in de onderlinge relaties met andere grootmachten. Zo was het tot de Russische invasie in februari 2022 bijzonder lastig om tot een gezamenlijke positie te komen tegenover Rusland. Aan de ene kant wezen Oost-Europese lidstaten als Polen, Estland, Letland en Litouwen al lange tijd op Poetins neo-imperialistische ambities. Aan de andere kant waren West-Europese regeringen – het sterk van Russisch gas afhankelijke Duitsland voorop – nog tot kort voor de invasie bereid om met Poetin te onderhandelen. Welbedoelde waarschuwingen werden al te vaak in de wind geslagen. Hetzelfde kan worden gezegd over de handelsrelatie van de EU met China, die een harde benadering van de mensenrechtenschendingen door het communistische regime in de weg staat. En zelfs over de verhouding van Europa tot de VS zijn de meningen verdeeld. Zolang de belangen en afhankelijkheden van verschillende lidstaten divergeren, zal de EU volgens De Bruijn slechts zelden in staat zijn om eensgezindheid te creëren en een gezamenlijke positie in te nemen.

Ten tweede prevaleren economische belangen op de korte termijn nog steeds boven strategische belangen op de langere termijn. De aanname dat handelsbetrekkingen als vanzelf tot politieke liberalisering zouden leiden – de befaamde Wandel durch Handel-gedachte – bleek een gerieflijke illusie. Men zou zelfs kunnen stellen dat het tijdperk van wereldwijde vrijhandel, dat begon met China’s toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001 en eindigde met het protectionistische handelsbeleid van Trump, eerder tot de versterking van de autoritaire regimes in Moskou en Bijing heeft geleid, dan ze te verzwakken of te hervormen. Tegelijkertijd heeft het Europese regeringen afhankelijker gemaakt van buitenlandse markten, zowel voor de export van Europese producten, als voor de import van diverse strategische materialen, zoals lithium, kobalt, of halfgeleiders. Interdependentie biedt dan wel het voordeel dat het productiekosten verlaagt, maar het maakt landen ook bijzonder kwetsbaar voor onvoorziene verstoringen in de productieketen. Vrijhandel heeft geweldige voordelen in tijden van vrede, maar brengt ook grote risico’s met zich mee in tijden van strijd en oorlog.

Ten derde en ten laatste vereist geopolitiek een reële militaire capaciteit, die in het geval van de EU nog steeds ontbreekt. Een voorstel voor de oprichting van een Europese Defensiegemeenschap werd in 1954 door het Franse Parlement afgewezen. Weliswaar zijn er sindsdien enkele kleine stappen ondernomen – zoals de oprichting van de EU Battlegroup of de gemeenschappelijke aankoop van wapens en ammunitie – maar van een gedeelde Europese defensie is zeker nog geen sprake. Terecht besluit De Bruijn: ‘de oorlog in Oekraïne heeft een fundamentele discussie over de ontwikkeling van een Europese defensie op gang gebracht en er zijn ook initiatieven op deelterreinen in die richting genomen. De obstakels die moeten worden overwonnen zijn echter zo hardnekkig dat het nog jaren zal duren voordat de Europese Unie zelfstandig al haar kastanjes uit het vuur kan halen.’

*  *  *

Hoogmoed en onmacht wijst ons op de interne tegenstrijdigheden in het Europese buitenlandbeleid. De constante spanningen tussen nationale en Europese belangen, bevoegdheden en besluitvormingsprocedures, maken het buitengewoon lastig om een coherente strategie op te stellen en uit te voeren. Dat maakt de boodschap van het werk misschien enigszins bedrukkend, maar zeker niet minder belangrijk of urgent. Zonder politieke hervormingen zal Europa nooit een grootmacht worden en haar lot in eigen handen kunnen nemen. Voor al diegenen die Europa een warm hart toedragen, is het tijd om de feiten eindelijk onder ogen te zien. Vormgeven aan een gezamenlijk buitenlandbeleid, in een samenwerkingsverband met 27 deelnemers, elk met zijn eigen vetostem in de Raad, is een haast onmogelijke opgave. Of de EU hervormt zichzelf tot een semi-federale entiteit – met nieuwe bevoegdheden, meer financiële middelen, en besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid – of we moeten accepteren dat buitenlandbeleid een nationale aangelegenheid blijft en dat de EU alleen kan handelen met de unanieme instemming van haar lidstaten. Het is hetzelfde dilemma dat beleidsmakers al sinds het begin van het Europese project achtervolgt: meer supranationale besluitvorming op Europees niveau of meer intergouvernementele besluitvorming op nationaal niveau? Het is geen gemakkelijke vraag en er is niet één juist of fout antwoord, maar er staat wel meer op het spel dan ooit tevoren… Vast staat dat zonder een verenigd buitenlandbeleid Europa als geheel geen enkele rol van betekenis kan spelen in een wereld die in toenemende mate wordt gedomineerd door grootmachten met meer grondstoffen, grotere bevolkingen en sneller groeiende economieën. ‘De verdeeldheid van Europa is een absurd anachronisme geworden’, schreef Robert Schuman al in 1950. Vandaag de dag is het dat zeker. ‘Wee de overwonnenen’, zoals Livius ons heeft geleerd…