Alleen de wolken
Philipp Blom
De Bezige Bij, Amsterdam, 2014
Vertaald door Pon Ruiter en Henny Corver
Door Esther Wils, oud-redacteur Nexus
‘Een generatie die nog naar school reed in door paarden getrokken rijtuigen stond plotseling onder de open hemel in een landschap waarin alleen de wolken hetzelfde waren gebleven, en in het midden, in een krachtenveld van destructieve stromen en explosies, de nietige, kwetsbare menselijke gestalte.’
– Walter Benjamin
Met dit citaat opent historicus Philipp Blom zijn nieuwe boek, en hij verklaart daarmee niet alleen de mysterieuze titel maar schept ook een decor voor de roerige periode die hij na de Verlichting (Het verdorven genootschap. De vergeten radicalen van de Verlichting) en de vorige eeuwwisseling (De duizelingwekkende jaren, 1900-1914) onder handen neemt. Het typeert ook Bloms werkwijze: bescheiden met voetnoten maar rijk aan primaire bronnen van tijdgenoten, met gevoel voor de menselijke maat, waardoor de geschiedenis – vaak pijnlijk – dichtbij komt.
Als handreiking aan de lezer zet Blom vooraf een paar lijnen uit en komt daar weer op terug aan het slot, waar hij de invloed van het beschreven tijdvak weegt zoals die in onze dagen nog voelbaar is. Die wegwijzers zijn geen overbodige luxe voor een pil die ruim 500 pagina’s telt en de wereld van Amerika tot Rusland en alles daartussen omspant, in het ‘interbellum’ dat in Bloms visie eigenlijk een voortzetting van de oorlog is en waarin de ontwikkelingen, zowel politiek-maatschappelijk als wat wetenschap en techniek betreft, zich in een razend tempo aan de mensen opdrongen. Daarbij vermijdt Blom ‘de gebruikelijke historische mijlpalen’ en presenteert hij een eigenzinnige en verrassende compositie van thema’s die bij elkaar een ‘mozaïek’ vormen: veelkleurig, opgebouwd uit fragmenten die toch een samenhangend beeld achterlaten in het brein van de lezer.
Jazz, flappers & film
Een van Bloms thema’s is jazz, en ruimer: de vermaaksindustrie. Hij begint er zijn boek zelfs mee, zodat door het desolate decor van Benjamin de dissonanten van de muziek meeblazen: ‘Jazz werd de soundtrack van een heel tijdperk, een brandbom die de samenleving in werd geslingerd en daar de oude orde ondergroef. Zelfs de nazi’s zouden, juist doordat ze de strijd aanbonden met “gedegenereerde nikkermuziek”, impliciet de kracht van jazz erkennen.’ De factoren die de oude wereld ondermijnden waren al ingezet voor de Eerste Wereldoorlog. De ‘heerschappij van de machine over de mens’ – aldus Ernst Junger – bleef zich uitbreiden en liet in de bloedige oorlog zijn ware gezicht zien; de vele gehavende en getraumatiseerde, vaak aan shellshock lijdende oud-soldaten waren er het onontkoombare bewijs van. De inzichten van de wetenschap knaagden aan de traditionele orde: de mens was een product van de evolutie, onderworpen aan het dictaat van het onderbewuste, God had weinig meer in te brengen – welke autoriteit kon nog wel gezag doen gelden? De enorme populariteit van jazz was het gevolg (en een oorzaak) van emancipatie, en dus een positieve ontwikkeling, de levensstijl die de ‘flappers’ en hun vele vriendjes cultiveerden was interessant en aanstekelijk maar droeg een existentiële leegte in zich, zo toont Blom in zijn smakelijke portret van de generatie. Flappers waren vrijgevochten jongedames, op zoek naar plezier en sensatie en trendsetters op elk gebied, gretig gevolgd door pers en publiek van Berlijn tot Tokio. Ze hadden hun tegenhanger in de Britse ‘bright young things’ – de Sitwells en de Mitfords behoorden tot die kring die werd vastgelegd door hoffotograaf Cecil Beaton.
Het gevaar dat die moderne, losbandige cultuur vormde voor het oude, deugdzame burgerdom is emblematisch verfilmd door Josef von Sternberg in Der Blaue Engel, naar een roman van Heinrich Mann. Marlene Dietrich in de rol van de verleidelijke Lola brengt een brave professor totaal van zijn à propos, wat het failliet van het fatsoen – ‘arbeidzaamheid, zelfverloochening, plichtsbesef, zuinigheid’ – blootlegt. ‘In een tijd waarin het verslagen land bij uitstek behoefte had aan wederopbouw en stabiliteit, was de middenklasse beroofd van haar morele hart en gezag.’ Blom verklaart mede hieruit de weerloosheid van veel Duitsers tegenover Hitlers propagandageweld. Dat inbegrip van de psychologische factor, die hij naast de bekende economische verklaring presenteert, typeert zijn aanpak.
Manipulatie, honger & geweld
De passages over muziek, theater, film en het luchthartige uitgaansleven vormen een sterk contrast met de zware hoofdstukken over het tirannieke bewind van Stalin en het oprukken van het fascisme. Ook daarvan wijst Blom de oorsprong al voor de Eerste Wereldoorlog aan: ‘Het Amerika van de New Deal, de Weimarrepubliek, het fascistische Italië en de nog jonge Sovjet-Unie hadden met elkaar gemeen dat ze uitingen waren van, of reacties op de door de industrie aangestuurde en steeds technologischer wordende massasamenlevingen die al vanaf 1900 in de steden aanwezig waren.’
Een van de effecten van de mechanisering en de schaalvergroting op het steeds nietiger individu was een zekere vervreemding ten opzichte van het eigen lichaam. Er was een lichaamscultuur ontstaan waarbij oefening en tucht moesten bijdragen aan het transformeren van de menselijke natuur en de schepping van een nieuwe mens. Het beeld van gestaalde mannen en vrouwen maakte een wezenlijk onderdeel uit van de politieke propaganda, zowel die van communistische als die van fascistische snit. Ongetwijfeld diende die cultus ook als bezwering van de angst; het verschil tussen spieren als ‘Krupp-staal’ (Hitlers aanbeveling) en de kwetsbaarheid van door shellshock en vijandelijk vuur verminkte soldaten kon niet groter zijn.
In Russische fabrieken werden de arbeiders getraind om net zo effectief en gelijkmatig te bewegen als de machines, een curiosum waaraan je bijna niet kunt geloven, zoals je verstand sowieso stilstaat bij de totale geringschatting van het menselijk leven die spreekt uit de onteigeningen, de gedwongen migratie, de martelingen en executies op grote schaal, de strafkampen, het uithongeren van hele landstreken, de complete inlijving van de bevolking naar lichaam en geest onder Stalin en zijn trawanten.
Mussolini maakte op een heel andere manier gebruik van de menselijke fascinatie voor het lichaam. Zijn opportunistische aansluiting bij de Rooms-katholieke kerk vond waarschijnlijk zijn meest extreme vorm in de stilzwijgende identificatie met Jezus en diens lijden. Blom citeert uit het dagboek van een achttienjarige bezoekster van de Tentoonstelling van de Fascistische Revolutie: ‘Het is heel indrukwekkend en aangrijpend. Er zijn heel veel relieken van fascistische martelaren. De zakdoek van de Duce, gedrenkt in zijn wond.’ Voor Blom geen verbazend fenomeen: ‘… fascisme, socialisme en communisme […] voldoen ook aan een religieus getinte hang naar orde, zin en betekenis, die in de gefragmenteerde, nihilistische jaren twintig en dertig heel sterk was’.
Dichters, denkers & dansers
‘Starre ideologieën en de hedonistische vergetelheid van het consumentisme waren begrijpelijke maar destructieve reacties op een maatschappijbreed verlies van geloof. Beide leidden tot een verschrompeling van het beredeneerde ideologische debat. Communisten en fascisten wisselden kogels uit in plaats van argumenten, en voor de flappers en hun vrienden was de volgende cocktail steeds belangrijker dan nadenken over de toekomst. Toen de dialoog en het politieke debat opdroogden, kon je bijna voorspellen dat een tweede oorlog ophanden was.’
Het is een onheilspellende samenvatting die Blom aan het eind van zijn boek uitspreekt. Dialoog en debat, de cultuur van het woord, zijn duidelijk Bloms biotoop. De rij van dichters en denkers die hij in Alleen de wolken presenteert is onafzienbaar, en hij noemt ook de tijdschriften en de uitgevers die hun een podium boden. Vanzelfsprekend komen bekenden als Nietzsche, Spengler, Darwin, Orwell, Achmatova, D’Annunzio, Canetti, Zweig, Woolf, Wells en de Fitzgeralds voorbij, maar ook figuren die meer op de achtergrond bleven zijn vertegenwoordigd. Zo maken we kennis met de Amerikaan W.E.B Du Bois, ‘de meest vooraanstaande zwarte intellectueel van zijn tijd’, die het tijdschrift The Crisis oprichtte en getalenteerde zwarte schrijvers een kans gaf om te publiceren. Ook de Russische ingenieur-dichter Aleksej Gastev, die de lof zong van de mechanisering (Machines, de nieuwe Messias), een bewonderaar was van de Amerikaanse autofabrikant Ford en ‘het dreunen, hameren, knarsen en krijsen beschouwde als de muziek van de toekomst’, is een fascinerend type; hij trad op als adviseur van Lenin bij de industrialisatie van de Sovjet-Unie. De megalomane schaal, het autoritaire, repressieve wanbeleid en de letterlijke misplaatstheid van een stad als het staalproducerende Magnitogorsk – ook naar Amerikaans model – onderstrepen dat het woord in de versteende vorm van ideologie ook bijzonder gevaarlijk kan zijn en Blom onderkent dat.
‘Geen dictatuur is ooit voorstander geweest van jazz. […] Dicht tegen elkaar aan dansen is misschien wel de beste remedie tegen ideologie,’ stelt hij. Er is niet veel fantasie voor nodig om zijn eigen werk – als alternatief voor het mozaïek – te vergelijken met die experimentele muziekvorm; het geheel ontstaat door een ingenieus vlechtwerk van lijnen, verspringend van Amerika naar Europa en Rusland en terug, met onmiskenbare swing. En zijn werk is warm, het stelt de mens met al zijn zintuigen centraal en verraadt Bloms engagement; hij kruidt zijn veelkantige onderzoek met een snufje hedonisme en een vleugje ideologie.