Antifragiel
Nassim Nicholas Taleb
Nieuwezijds, Amsterdam, 2013
Door Nicky Rogge, hoogleraar bedrijfskunde
Lees meer over Nassim Taleb
De centrale vraag die Taleb in zijn meest recente boek Antifragiel: dingen die baat hebben bij wanorde tracht te beantwoorden, is hoe we kunnen handelen met kans op succes in een wereld die fundamenteel onvoorspelbaar is en waarin onverwachte en willekeurige gebeurtenissen vaak grote gevolgen kunnen hebben. Het boek vormt een volgende stap in Talebs redeneringsproces, dat zijn start kende met zijn bestseller De Zwarte Zwaan: de impact van het hoogst onwaarschijnlijke. In dat boek ging Taleb uitgebreid in op het fenomeen van ‘zwarte zwanen’, onvoorspelbare gebeurtenissen met grootschalige consequenties – vaak niet voorspeld door (en ook niet voorspelbaar voor) waarnemers en experten. Taleb betoogde in dit boek dat zwarte zwanen steeds meer het verloop in de moderne wereld bepalen, voornamelijk door de toenemende complexiteit in onze samenleving. Taleb deelde hierbij de wereld op in twee soorten: Mediocristan en Extremistan. Mediocristan was de wereld waarin gebeurtenissen geen echt extreme waarden kunnen aannemen. Extremistan was de wereld waarin zwarte zwanen geregeld plots kunnen opduiken en de heersende consensus onderuit kunnen halen. Taleb bracht de sociale, financiële, politieke en economische wereld onder bij Extremistan; elk van deze werelden heeft regelmatig te kampen met onzekerheid, variabiliteit, imperfectie en incomplete kennis, chaos, volatiliteit, entropie, willekeur, stress, fouten, dispersie van uitkomsten, enzovoorts.
Daar waar Tabel in zijn voorgaande boeken echter niet of nauwelijks stil stond bij de vraag hoe men het best om kan gaan met zwarte zwanen, gaat hij daar in Antifragiel wel uitgebreid op in. Taleb schrijft een antifragiele houding voor. De essentie van een dergelijke antifragiele zienswijze is te denken in termen van optionaliteiten (alle opties in rekenschap nemen en open houden). Gezien het zeldzame en willekeurige karakter van zwarte zwanen en onze onkunde ze met voldoende nauwkeurigheid te voorspellen en ons erop voor te bereiden, is het volgens hem beter een houding aan te nemen die rekening houdt met de mogelijkheid dat zwarte zwanen kunnen plaatsvinden. Van ingenieurskunde tot gezondheidszorg, van het ontwikkelen van medicijnen tot het plannen van de loopbaanontwikkeling, van politieke besluitvorming tot het maken van financiële beleggingen, van het plannen van investeringen tot het maken van cruciale levenskeuzes: Taleb ziet overal de mogelijkheid voor het opduiken van zwarte zwanen en dus de noodzaak van het denken in optionaliteiten.
Talebs antifragiele houding staat in scherp contrast met de houding die heel wat zogenaamde experts en sociaal wetenschappers (door Taleb bestempeld als fragilista’s) wordt beoefend en gepropageerd. Zij schrijven namelijk vaak een remedie voor die bestaat uit het streven naar een optimalisatie van onze systemen en mechanismen waarbij men tracht op systematische basis onzekerheid en willekeur te verwijderen om zo volledige stabiliteit en voorspelbaarheid te creëren. Dit alles omwille van het comfort, het gemak en de efficiëntie. Taleb verzet zich met hand en tand tegen deze houding. Hij noemt het een moderne ziekte (Taleb spreekt van ‘touristificatie’), die onze sociale, politieke, en economische systemen castreert door ze onzekerheid en willekeur te ontnemen, daarbij de illusie scheppend dat onze systemen (bijna) optimaal en onze voorspellings- en beslissingsmethoden ook effectief goed zijn. Hierdoor komen ze in een procrustesbed te liggen dat op het eerste gezicht een knusse en comfortabele moderniteit biedt, maar uiteindelijk schadelijk is. De pogingen van politici en ambtenaren, strategisch planners, sociaal ingenieurs en nudge manipulators om willekeur te verminderen in de maatschappij, worden door Taleb dan ook met enige argwaan bekeken. Zo haalt hij hard uit naar de centraal bankiers vanwege hun inspanningen om stabiliteit in de economie te brengen. Dergelijke stabiliteit brengt volgens hem namelijk schade toe aan de economie, omdat het de illusie schept dat een gestage welvaartsgroei mogelijk is, terwijl de kwetsbaarheden van het systeem stilletjes onder de oppervlakte cumuleren om dan onverwacht tot een uitbarsting te komen.
Taleb heeft ogenschijnlijk ideeën die aanleunen bij (liberale) denkers als David Hume en Karl Popper. Zo is er Talebs kritiek dat wetenschappers (voornamelijk economen) en experts de waarde van rationale verklaringen op basis van gegevens uit het verleden overschatten en de prevalentie van onverklaarbare willekeurigheden onderschatten. Hij is namelijk van mening dat de toekomst niet louter op basis van het verleden voorspeld kan worden, iets wat ook Hume stelde. Taleb vindt ook dat een theorie nooit als absoluut waar gezien kan worden; in het beste geval kan een theorie alleen conditioneel waar zijn (waar onder bepaalde condities). In dat opzicht sluit Talebs zienswijze nauw aan bij de ideeën van Popper.
Het boek bevat zeker een aantal inspirerende inzichten, maar dat laat niet onverlet dat er ook een aantal punten van kritiek tegen in te brengen is. Talebs opmerking bijvoorbeeld dat onze vooruitgang er niet gekomen is dankzij de politici en beleidsmakers, maar dankzij de honger naar risico’s van een bepaalde klasse mensen als ondernemers en atypische wetenschappers, lijkt iets te kort door de bocht. Duidelijk gedefinieerde en voldoende sterke institutionele systemen spelen namelijk een niet onbelangrijke rol bij het tot stand brengen van vooruitgang. Zo zouden weinigen zich geroepen voelen om risico’s te nemen en te investeren in innovatie indien ze niet de garantie zouden hebben dat, in geval van succes, hun innovatie niet beschermd zou zijn door een duidelijk en sterk patentsysteem. Een ander punt van kritiek is dat Taleb de antifragiele houding als iets te vanzelfsprekend voorstelt. Taleb is duidelijk iemand die houdt van onvoorspelbaarheid en dit speelt ongetwijfeld een belangrijke rol in zijn antifragiele ziens- en denkwijze. Wat Taleb echter te weinig in rekenschap lijkt te nemen, is dat onstabiliteit bij heel veel mensen een gevoel van onbehagen oproept. Dit maakt dat het aannemen van een antifragiele houding voor het overgrote deel van de mensen moeilijk en stressvol zou zijn. Nochtans impliceert Talebs benadering onstabiliteit. Wat ook niet duidelijk op te maken is uit het boek, is of de antifragiele houding zou werken als iedereen die zou volgen. Toegegeven, gezien de statische geletterdheid van de gemiddelde burger lijkt dit weinig waarschijnlijk. Toch is het iets waarover nagedacht moet worden, wat Taleb niet doet in dit boek. Een laatste punt is de soms ongenuanceerde manier waarop Taleb kritiek uit op niet gelijkgezinden. Het is algemeen bekend dat Taleb vaak nogal hard kan uithalen naar iedereen met wie hij het niet eens is. Dit was in zijn voorgaande boeken het geval en is in dit boek niet anders. Opnieuw zijn het vooral de sociaal wetenschappers, financieel experts en economen die het zwaar moeten ontgelden. Vaak is die kritiek terecht, maar soms gaat Taleb daar toch te ver in. Ironisch genoeg dreigt dit de kracht van zijn verhaal en ideeën te ondermijnen. Zo zijn er steeds meer mensen die zijn verhaal links laten liggen. Dat is jammer, want zijn boek staat vol met belangrijke waarschuwingen en inzichten.