De Andriessens
Agnes van der Horst
Uitgeverij Lias, Hilversum, 2013
Door Emanuel Overbeeke, musicoloog
De familie Andriessen neemt een belangrijke plaats in in het Nederlandse muziekleven; haar verdiensten zijn bijzonder groot. Een grondig boek over alle activiteiten van alle leden zou een omvang van 300 bladzijden dan ook ver te buiten gaan. Vandaar dat muziekjournaliste Agnes van der Horst zich in haar zeer lezenswaardige boek over deze familie binnen die omvang vooral heeft beperkt tot de meest bekende en prominente familieleden: Hendrik, zijn broers Willem en Mari, en zijn componerende zonen Jurriaan en Louis. Anderen krijgen een korte beschrijving. Daarbij schrijft Van der Horst vaak meer over hun leven dan over hun werk. Het boek biedt geen diepgaande analyses en geen beschrijving van de ontwikkeling van hun werk, al worden de belangrijkste werken wel genoemd. Notenvoorbeelden en een cd met geluidsfragmenten ontbreken, maar de lezer krijgt een goed beeld van hun werk en hun betekenis voor het muziekleven.
De componerende leden van de familie waren actief in een periode van grote culturele veranderingen, waaraan bovendien een aantal van hen nadrukkelijk vormgaf. Was Willem (1887-1964) als componist behoorlijk traditioneel en als pianist een uitstekend vertolker van vooral het ijzeren repertoire, Hendrik (1892-1981) bemoeide zich uitvoerig met de muziek in de katholieke liturgie en schreef veel baanbrekende kerkmuziek die nog steeds wordt gezongen. Jurriaan (1925-1996) was na 1945 een van de eersten in Nederland die de jazz in de klassieke muziek incorporeerde en vervolgens, daarbij ongetwijfeld geïnspireerd door zijn verblijf in Amerika kort na de oorlog, veel minder puriteins reageerde op de vermenging van uiteenlopende stijlen in één werk of één oeuvre. Louis (1939) wilde niet schrijven in de stijl die in de jaren vijftig en zestig de dominante in Nederland was (waarin onder meer Jurriaan en Hendrik actief waren) en liet zich sterk inspireren door buitenlandse voorbeelden, onder wie Luciano Berio, bij wie hij begin jaren zestig enige tijd studeerde. Hij nam in de jaren zestig deel aan acties tegen het Concertgebouworkest, werd na 1970 een van de pioniers van de Nederlandse ensemblecultuur en liet zich als een van de eersten inspireren door de Amerikaanse minimal music. Een andere Jurriaan (1951-1991), zoon van Louis’ broer Nico, werd bekend met een groot werk voor piano dat duidelijk was geënt op minimal music (Portret van Hedwig, 1983).
Van der Horst laat goed uitkomen hoe het katholieke geloof doorwerkte in de kunstopvatting van de Andriessens: kunst dient de schoonheid, het ambacht staat ten dienste van het ritueel en alle goede kunst is theater. Ze laat niet onbesproken dat de familieleden zich door hun uitzonderlijke artistieke begaafdheid in wezen boven andere mensen verheven voelden – al zou geen van hen dat met zoveel woorden zeggen (of, zoals de vrouw van Louis het ooit zei: ‘ze geloven dichter te staan bij God dan bij de mensen – en dat met de kracht van een dictatuur’). Die zekerheid en die metafysische verdieping verklaren, denk ik, iets wat Van der Horst in haar boek helaas slechts kort vermeldt: hoezeer de familie zich ook betrokken voelde bij maatschappelijke zaken (het schoolvoorbeeld is de exemplarische houding van Hendrik tijdens de oorlog), kunst dient primair niet de maatschappij, maar de kunst, zelfs als kunst ook maatschappelijk betrokken is. Kunst hoeft niet gemaakt te zijn voor de eeuwigheid (daar heeft het heden trouwens helemaal niets over te zeggen, zoals Jurriaan senior in 1992 opmerkte), maar moet wel die artistieke ambitie hebben, ook bij gebruiksmuziek.
Centraal in het boek staat de met liefde beschreven relatie tussen mens en kunst. Hoezeer de familieleden ook hechtten aan een warm nest, de kunst stond voorop. De opvoeding van Hendriks kinderen was vooral het werk van Hendriks vrouw Tine. Goedbedoelde maar niet helemaal geslaagde kunst werd als zodanig bestempeld, niet met arrogantie, wel met gevoel voor niveau. Componist en publicist Wouter Paap, die enige tijd straatgenoot van Hendrik was, heette in de familie ‘de tweede componist in de Herenstraat’. Dat klinkt niet aardig, maar de familie kende de eigen kwaliteiten, zoals anderen, onder wie Paap, de kwaliteiten van de Andriessens zagen. Dit verwachte hoge niveau was zo vanzelfsprekend dat complimenten onderling zelden werden uitgedeeld. En als men zeer goed was, waren verschillen in stijl en intentie geen probleem. Hendrik en Jurriaan waren zeer praktisch ingestelde componisten, die het liefst zagen dat hun muziek door musici onder hun handen vandaan gegrist werd, Hendrik om zijn kerkmuziek, Jurriaan om zijn toneelmuziek. Schrijven voor publiek en de hoogste kwaliteit nastreven gingen perfect samen. Louis daarentegen dacht ogenschijnlijk vaker aan zijn roeping dan aan een praktisch doel. Ook al brak hij pas goed door met De Staat toen hij reeds 37 was, zijn niveau stond binnen de familie nooit ter discussie. Zelfs toen Louis als muziekstudent alleen nog maar bekend was aan het conservatorium, noemde zijn vader hem al de grootste van ons allen.
Het katholieke geloof was voor alle leden van de familie Andriessen de basis van hun professionele en esthetische houding, ook al kon die houding losstaan van het geloof. Jurriaan brak met het ouderlijk geloof, tot groot verdriet van zijn ouders – vandaar dat Louis, die later ook ongelovig werd, het conflict hierover niet op de spits dreef. Na Hendriks dood noemde Louis zich fundamenteel katholiek, vooral in cultureel opzicht. Zijn composities gebaseerd op religieuze teksten en figuren (Hadewijch, De Tijd) verschillen niet wezenlijk van zijn seculiere werken. Zijn stijl heeft zich wel enorm ontwikkeld, maar is altijd herkenbaar.
Al wordt Van der Horsts boek helaas ontsierd door enkele feitelijke foutjes, het goede eraan is dat het een rijk beeld geeft van de familie en van de cultuur waarin die actief was en is. Die breedte en de leesbaarheid wegen ruimschoots op tegen een onvermijdelijke oppervlakkigheid die het gevolg is van het feit dat veel zaken slechts worden aangestipt. Wie over allerlei aspecten meer wil weten, kan veel aantreffen in de publicaties die genoemd worden in de noten. En doordat Agnes van der Horst veel gesprekken voerde met mensen uit de omgeving, en omdat zij net als haar informanten veel gevoel heeft voor humor en stijl, bevat het boek veel nieuwe informatie die het bijzondere van de familie eens te meer onderstreept.