Sartre-vierkant

Existentialisme is humanisme

Jean-Paul Sartre
vertaald door Ger Groot
Noordboek, 2024

Bestel dit boek  bij onze partner Athenaeum Boekhandel

 

Door Simon Gusman, filosoof en universitair docent aan de Universiteit Utrecht

Stel je eens voor dat er achter de schermen van de wereld geen groot plan is. Geen antwoord op de grote levensvragen. Geen lotsbestemming, niet voor de mensheid, niet voor jou als persoon. Stel dat niets in de werkelijkheid uiteindelijk een ultieme betekenis heeft. Is dat een beangstigende gedachte, of een bevrijdende?

Existentialisme is een filosofische stroming die uitgaat van het idee dat met het wegvallen van vaststaande betekenis in de werkelijkheid de mens een ongekende vrijheid krijgt. De stroming ontleent haar naam aan het idee dat ‘existentie voorafgaat aan essentie’. Dat wil zeggen, onze ‘essentie’, wie we zijn, bepaalt niet onze ‘existentie’, dat we zijn, maar andersom: we bestaan eerst, als wezens zonder identiteit, en bepalen door het maken van keuzes wie we zijn. De vraag naar wie je bent is geen zoektocht, want het antwoord is niet iets wat je kan vinden alsof het al ergens ligt te wachten. Wie je bent, is iets wat je zelf moet maken.

Is het niet beklemmend om in zo’n wereld te leven? Zonder houvast en antwoorden? Nee, zou Jean-Paul Sartre zeggen. In een wereld die geen betekenis heeft, kunnen mensen eindelijk echt in vrijheid wat van het leven maken. ‘We zijn gedoemd tot vrijheid’  is dan ook een beroemde slogan van Sartre. We hebben geen keuze om vrij te zijn, want we zijn een fundamenteel onbepaald wezen, dat door te bestaan invulling aan dat bestaan geeft. Existentialisme is daarmee een filosofie die breekt met alle vaststaande identiteiten en de heilige huisjes die daarmee gepaard gaan. Er zijn immers nogal wat wereldbeelden en maatschappelijke verwachtingen en rolverdelingen die ons vertellen wie we zouden moeten zijn. Maar wat die wereldbeelden verkondigen, is allemaal maar schijn, constructies die we bedenken omdat het soms ook wel lastig is om volledig vrij te zijn. Volledig vrij zijn betekent ook volledig verantwoordelijk zijn. Er is immers niets of niemand waarop je je keuzes kan verhalen, behalve jezelf.

Existentialisme is een levensfilosofie die gaat over ons concrete, alledaagse bestaan, maar het is ook een kritische filosofie die geen genoegen neemt met onze vastgeroeste denkbeelden over dit bestaan. Dat maakt Existentialisme is humanisme het waard om gelezen te worden. Het is een van de meest toegankelijke teksten die de hedendaagse filosofie te bieden heeft, en combineert zingeving met kritiek in een kraakheldere uitleg van concepten. Het is dan ook de ideale instaptekst voor wie zich nog nooit eerder aan de filosofie heeft gewaagd. De lezing sprak, toen hij werd gegeven, dan ook een breed publiek aan. Sartre gaf hem in 1945, in een pas bevrijd Frankrijk. De roep naar vrijheid is groot en hij wordt plotsklaps wereldberoemd. Het imago van de filosofie verschuift van dat van stoffige mensen op universiteiten, oude Grieken en pruikentijdfiguren, naar het beeld van artistieke types in zwarte coltruien, die naar jazzmuziek luisteren in Franse cafés.

Voor wie de lezing op waarde wil schatten, is een kritische noot ook waardevol. De tekst geeft een goede weergave van het existentialisme, maar breekt op bepaalde punten ook met Sartres eigen hoofwerk Het zijn en het niet. Dit heeft alles te maken met het ‘humanisme’ in de titel. Wellicht als reactie op zijn critici die zijn denkbeelden maar al te graag neerzetten als zwartgallig, wilde Sartre een positief en optimistisch beeld neerzetten. Daarom deed hij een beroep op humanisme, een soort verheffing van de mens in een gezamenlijke onderneming. ‘Wie kiest, kiest voor iedereen’ stelt hij. In onze keuzes bepalen we niet alleen wie we zelf zijn, maar ook wat een mens is en daarmee wat alle mensen zijn. Dat bedoelt hij positief, op deze manier gaan onze daden niet alleen onszelf aan maar ook de ander, en zijn we minder geneigd tot egoïsme.

Toch is dit humanisme problematisch. Om dat te begrijpen moeten we meer weten over de ethische impasse van het existentialisme. Het existentialisme is een ambigue filosofie, die enerzijds de nadruk legt op het concrete menselijke bestaan meer dan op abstracte filosofische theorie (hoewel we die veelvuldig kunnen vinden in Sartres werk). Anderzijds is het heel lastig om iets te zeggen over hoe je je bestaan dan vorm moet geven. Een filosofie die vrijheid echt serieus neemt komt uiteindelijk uit op ‘dat moet je zelf maar kiezen’.

Als iedereen vrij is om de wereld betekenis te geven, dan ontstaat er spanning. We delen de wereld immers, en verschijnen in elkaars levens. Onze verlangens en doelen kunnen elkaar tegenspreken. Dit kan in de maatschappij voor ongelijkheid en machtsverschillen zorgen. Hoewel op fundamenteel niveau alle mensen vrij zijn, krijgen sommigen meer ontplooiingsmogelijkheden dan anderen. Hun denkbeelden over hoe de wereld zou moeten zijn kunnen de vrijheid van anderen beperken. Er kunnen weer allerlei beklemmende ideeën over hoe anderen hun leven zouden moeten leiden ontstaan.

De grote nadruk op vrijheid die het existentialisme kenmerkt, is daarom altijd lastig te combineren geweest met een ethiek: ideeën over hoe je goed moet handelen. Er zijn geen universele standaarden voor wat goed is en wat slecht, dus waarom zou je je dan iets van anderen aantrekken? De continue wedijver van vrije personen werd vereeuwigd in een andere beroemde slogan van Sartre: ‘De hel, dat zijn de anderen’, uit het toneelstuk Met gesloten deuren. Op deze impasse biedt Sartres filosofie eigenlijk geen antwoord. Toch was Sartre vastberaden een ethiek te formuleren, een project dat nooit echt gelukt is. Althans, niet in de vorm van een volwaardig boek. In Existentialisme is humanisme doet hij een snelle poging met behulp van het humanisme, maar dat haalt de spanning tussen mensen niet weg, en lijkt deze enkel te verbloemen.

Wat daar bovendien interessant aan is, is dat de ethische impasse zelf juist grond voor activistische filosofie heeft geboden. Het is niet voor niets dat wij tegenwoordig het werkwoord othering gebruiken om te beschrijven hoe bevolkingsgroepen als ‘de ander’ neer worden gezet. Dit is precies het soort ongelijkheid waar existentialisten het over hebben. Dit idee vormt het uitgangspunt van Sartres denken over antisemitisme, dat van Simone de Beauvoir over feminisme en van Frantz Fanon over huidskleur. Het idee dat ‘de ander’ een fundamentele categorie is van het menselijke bestaan en de samenleving is door de existentialisten voor eens en altijd op de kaart gezet. Juist laten zien dat ongelijkheid niet in steen is gebeiteld, maar actief gemaakt en in stand gehouden wordt door mensen, daar schuilt het ethische potentieel van het existentialisme in. Natuurlijk willen we die ongelijkheid daarna opheffen, maar niet in een nieuw overkoepelend idee zoals het humanisme predikt. Het humanistische sausje dat Sartre in Existentialisme is humanisme over zijn filosofie gooit is dus niet alleen een misstap, het is ook nog eens een onnodige misstap: er zit genoeg ethisch potentieel in het existentialisme zonder humanisme.

Existentialisme is lang niet meer zo relevant als het in de jaren veertig van de vorige eeuw was. Af en toe is er nog eens een opleving, maar dan toch altijd een beetje als museumstuk. Het idee dat er geen vaststaande universele waarheid is, is nog steeds gemeengoed in een heleboel takken van de filosofie. Het alternatief dat Sartre daartegenover plaatst, dat de mens zelf in staat stelt om in volledige vrijheid de wereld betekenis te geven, voelt gedateerd aan. De (Franse) filosofie maakte plaats voor denkbeelden die vooral bezig waren met het ondergraven van de positie van de mens. De focus werd verlegd van de betekenis die de mens maakt, naar de machtsstructuren die onze denkbeelden mogelijk maakten. Ook Sartre zelf bewoog in zijn latere werk weg van de onbegrensde vrijheid, naar de omstandigheden die ons handelen mogelijk maken. Toch blijft het individu daar altijd een belangrijke rol in spelen. Wie weet maakt de filosofie ooit weer een slingerbeweging en komt het menselijke bestaan weer terug in de mode. Dan zouden Sartres werken ongetwijfeld een bron van inspiratie kunnen zijn.