Rowson

De juiste zet

Jonathan Rowson
Vertaald door Wybrand Scheffer
Atlas Contact, 2020

 

Door Florian Jacobs, dichter, filosoof en schaker

Schaken is groot leven in het klein
Jonathan Rowson staat onder schakers al enige tijd bekend als een van de meest fijnzinnige en filosofische schrijvers over het eeuwenoude spel. Met De juiste zet heeft de schaakgrootmeester en gepromoveerd filosoof een filosofieboek geschreven dat het schaakspel gebruikt als metafoor voor een betekenisvol leven. Het resultaat: een uitmuntend geschreven reflectie op wat er in een mensenleven wel en niet toe doet.

Wie een activiteit op slechts acht bij acht velden als metafoor gebruikt voor de betekenisvolle activiteiten die we gedurende een mensenleven zoal ontplooien, mag eerst wel uitleggen hoe zoiets überhaupt mogelijk is. Rowson vat een metafoor op als een creatief hulpmiddel waarmee we, al dan niet bewust, voor een individueel besef van betekenis meer algemene woorden vinden: ‘Metaforen bieden houvast in het proces van begrijpen door verband te leggen tussen subjectieve en objectieve kenmerken van de wereld.’ In een almaar veranderende wereld zijn metaforen ankerplaatsen van betekenis die even vastleggen wat we van belang vinden. Bezien we het schaakspel als metafoor voor een betekenisvol leven, dan maken we er een arena van waarin we veel van de activiteiten die ons leven zin geven op minder complexe schaal lijken te ondernemen.

Let wel: minder complex betekent niet minder moeilijk, zoals iedere schaker je kan vertellen. Wie schaakt, vertelt, creëert, verlangt, raakt ontgoocheld, leert, zoekt, en is even gelukkig, is vrij en gebonden tegelijkertijd, weet van alles en nooit genoeg, mislukt hopeloos, en gaat toch door. Precies zoals het er in een mensenleven regelmatig aan toegaat. Oftewel: ‘Schaken is niet de zin van het leven, maar het simuleert wel de omstandigheden voor een zinvol leven.’

Acht keer acht lessen
Op de vraag wat schaken op hoog niveau Rowson heeft geleerd over betekenisvol leven, geeft hij antwoord in vierenzestig essayachtige hoofdstukken van sterk uiteenlopende lengte. De hoofdstukken laten zich goed los van elkaar lezen, en wie het meest geïnteresseerd is in een specifiek thema kan het register achterin raadplegen.

Zo benoemt Rowson allerlei facetten van een betekenisvol leven aan de hand van talloze schaakmetaforen. We leren van alles. Bijvoorbeeld over het belang van emoties en stemmingen – de schaker ondergaat tijdens een partij de hele achtbaan van desillusie tot catharsis – over je vrij voelen, over het sentiment dat met thuis-zijn gepaard gaat, over de reden waarom mensen eerder complex dan gecompliceerd zijn, over het behouden van een eigen identiteit in een meer en meer door data gebouwde wereld, en over de onmisbare kunst van het letten op details.

Rowson is een zeer belezen auteur met veel interesses: flink wat filosofie en psychologie natuurlijk, maar ook onder meer pedagogie, neurologie, schoonheid (en heus niet alleen van het schaakspel), meditatietechnieken en de klimaatcrisis treffen we aan in deze grote mijmering over betekenis. Schaken speelt hierin de rol van dankbare assistent, en soms van muze. Die ondersteunende rol blijkt des te meer uit het gegeven dat schaakkennis bepaald geen vereiste is bij het lezen van dit boek. Rowson laat diagrammen van stellingen achterwege en neemt schaakpartijen slechts op in zijn notenapparaat.

Alle begin is concentratie
Rowson begint zijn onderzoek met de allereerste keer dat hij zich volledig wist te concentreren. Dat was tijdens een schaakpartij, natuurlijk, op achtjarige leeftijd. Hij ging helemaal op in die partij. Die ervaring van volledige absorptie – flow is er een ander woord voor – is zeldzaam en o zo nastrevenswaardig. ‘Maar om een goed leven te leiden moeten we wel in staat zijn ons te concentreren als dat nodig is, want zonder dit vermogen om ervaringen te intensiveren gaat veel van wat het leven de moeite waard maakt aan ons voorbij.’ De ervaring van flow is te oefenen – ‘Hoe beter je ergens in wordt, hoe rijker en dieper de onderdompeling wordt’ – maar heeft ook de neiging te verdwijnen zodra we ons bewust van haar worden. Zo niet tijdens een schaakpartij: de intense concentratie die een schaker tijdens een zwaarbevochten partij bereikt, noemt Rowson enduring flow, oftewel bestendige absorptie.

Hier zien we een eerste voorbeeld van de wijze waarop Rowson filosofeert: hij begint bij een persoonlijke gewaarwording, die hij vervolgens verdiept middels reflectie, literatuurcontext en steeds verhelderende formuleringen. Zo creëert hij een voortdurende golfbeweging tussen persoonlijke vertelling en verdiepende beschouwing, aan het eind waarvan de meegesleepte lezer heel wat wijzer is geworden.

Heldere filosofie
Bovendien is Rowson een voortreffelijk schrijver: regelmatig weet hij iets dat we altijd al sterk hadden vermoed zo te verwoorden dat ons vermoeden in één klap taal en betekenis krijgt. Een voorbeeld: ‘Weinig heeft een grotere invloed op de kwaliteit van ons leven dan de tijd die we hebben om ons te concentreren op dingen waar we waarde aan hechten.’ Die staat. Dit is nu een gedachte waarop gerust een levensfilosofie valt te bouwen, en dat doet Rowson dan ook behoedzaam.

Daarbij roept hij het onderscheid tussen positieve en negatieve vrijheid te hulp. Negatieve vrijheid, kort gezegd, heeft betrekking op vrijheid van externe geboden en verboden; positieve vrijheid gaat over de vrijheid om te doen en te laten. De vraag naar het goede leven laat zich samenballen in de vraag welke vorm van vrijheid ons het meest aanspreekt. ‘Positieve vrijheid is afhankelijk van ons vermogen om ons te concentreren, omdat een voorkeur voor doelgerichte boven prikkelgerichte aandacht er een rol in speelt: activiteiten waar een zekere urgentie in zit boven dingen die uitsluitend voor het vermaak dienen.’ De verbinding tussen positieve vrijheid als doelgeoriënteerde activiteit en negatieve vrijheid als vermaakgeoriënteerde activiteit is er eentje die tot nadenken stemt. En zo heeft Rowson wel meer steekhoudende opmerkingen.

Het grote geheel zien
In het midden van de vorige eeuw toonde de Nederlandse psycholoog Adriaan de Groot aan dat de betere schaker zich onder meer van de mindere schaker onderscheidt doordat hij efficiënt in staat is de voornaamste elementen in een stelling te herkennen en doordat hij de relaties tussen de stukken herkent als patronen in een groter geheel. Nog steeds hoeven we maar te luisteren naar de wijze waarop wereldkampioen Magnus Carlsen een stelling van commentaar voorziet om deze waarheid op te merken. Carlsen is zo goed dat hij een wirwar van een stelling kan zien als één groot patroon. Te midden van de ogenschijnlijk chaotische veelvoud een harmonische eenvoud zien, dat is schaakmeesterschap.

Rowson verbindt de kwaliteit van een denken vanuit en naar een groter geheel met denken over wereldproblemen zoals de ecologische crisis, en dat is zeer instructief. ‘Ecologisch denken gaat niet zozeer om bomen en otters en beekjes, maar om een kijk op de wereld waarin het primair om de verhoudingen tussen dingen gaat en het karakter van dingen wordt bepaald door het karakter van die verhoudingen – en de verhouding tussen die twee.’ Een schaker is gewend te denken in relaties en in voortdurend dynamische relaties bovendien. ‘De natuur is een symfonie van systemen en de mens is een steeds luidruchtiger onderdeel van die symfonie, maar om de muziek te kunnen horen hebben we hulp nodig.’ Schaken biedt precies die denkhulp, zo beredeneert Rowson overtuigend.

Rowson is een van die waardevolle mensen die steeds lijken na te denken over wat ze doen, en die dat gedachteproces bovendien zeldzaam prettig op papier weten te krijgen. Ja, er zit wat herhaling in het boek en het is toch wel zo handig als je iets van schaken afweet, maar al met al kan ik mij nauwelijks een lezer voorstellen die uit zo veel gedachterijkdom niet iets waardevols weet op te diepen. Wat Rowson beweert over goed gekozen zetten is immers net zo van toepassing op goed gekozen woorden. ‘Goede zetten hebben alle eigenschappen van waarheid en schoonheid, het zijn ontdekkingen hoe de dingen zijn en hoe ze horen te zijn.’

 


Lees ook: