detail_ortega

De opstand van de massamens

José Ortega y Gasset
Lemniscaat, Amsterdam, 2015

 

Door Jan-Hendrik Bakker, filosoof, schrijver en journalist

Klassieke boeken verdienen in ons land, waar het taalgebruik net zo snel veroudert als de haardracht van de jeugd, eens in de zoveel decennia een nieuwe vertaling. Dat De opstand van de massamens (1930) van José Ortega y Gasset (1883-1955) nu in een fonkelnieuwe Nederlandse versie verschijnt, zegt veel, want blijkbaar beschouwen we het essay, dat in de jaren dertig van de vorige eeuw een onverbiddelijke bestseller werd onder de Europese intelligentsia, als een klassieker. En inderdaad, het boek is nooit echt weggeweest. Des te opmerkelijker is het eigenlijk dat er bij de ontvangst van de nieuwe vertaling over geschreven wordt als gaat het om een herontdekking.

Dat laatste is niet terecht. De opstand van de massamens, in de oude vertaling van Johan Brouwer De opstand der horden geheten, is altijd een rol blijven spelen in de naoorlogse discussie over massa, macht en Europa. De laatste jaren dook de naam van de Spaanse filosoof, essayist en journalist ook regelmatig op wanneer het ging om de toekomst van Europa. Hij pleitte immers in de jaren dertig al voor een Europa als een politiek en culturele zelfbewuste macht, die de van zijn ankers geslagen massamens weer perspectief kon geven en tegelijk een goed alternatief was voor het nationalisme. Het is overtrokken te betogen dat hij een vergeten stem zou zijn.

Toch valt te begrijpen waarom in elk geval in ons land sommigen hem nu binnenhalen als een nieuwe ziener. Dat komt dan volledig op conto van de vertaling van Diederik Boomsma, die ook een uitstekende inleiding schreef op het leven en werk van Ortega y Gasset. Een paar jaar geleden las ik De opstand der horden in de oude vertaling. En inderdaad, het boek was stroef, stijfjes, en dat ‘horden’ was ronduit een fout van Brouwer, want het ging niet om de aanstormende legioenen van geestelijke paupers, maar om de voor- en nadelen van de massaficatie van onze cultuur. De Ortega die Boomsma ons nu aanbiedt spreekt niet uit een stoffig verleden, maar lijkt tegenover je te zitten, eloquent en actueel redenerend. Hij is een gesprekspartner voor en van deze tijd.

Bedreiging
Ortega zag in de op drift geraakte massa’s een grote bedreiging voor de christelijk-grieks-romeinse erfenis. Hij erkent dat de grote bevolkingsgroei Europa ver had gebracht; democratisering acht hij bovendien een groot goed. Maar de explosieve toename van zowel welvaart als bevolking creëerde in zijn opvatting het gevaar dat de beschaving van binnenuit opgegeten zou worden. De massamens wil alleen nog maar de geneugten van de economische welvaart. Hij verheft zichzelf als maat der dingen en accepteert geen autoriteit meer. Hij is er met andere woorden trots op te zijn wie hij is: massamens. Met die observaties sluit Ortega aan bij een geluid dat in de negentiende eeuw overal hoorbaar was geworden: de kwaliteit van leven en beschaving werd ernstig in gevaar gebracht door de kuddegeest, een woord dat denkers als Kierkegaard en Nietzsche graag in de mond namen. In hun voetsporen pleit ook Ortega weer voor ware aristocratie.

Ortega’s gedachtegoed is nog heel actueel. Maar het is nieuw noch kant en klaar bruikbaar. Op twee punten lijkt het mij zelfs verouderd. In de eerste plaats is het karakter van de massacultuur veranderd. De massa is niet meer wie ze was in het interbellum. En in de tweede plaats is de positie van Europa zelf veel zwakker geworden. Om met het laatste te beginnen: Ortega hamert er in verschillende hoofdstukken op dat de materiële verworvenheden van Europa niet losgemaakt kunnen worden uit de historische context van vrij onderzoek en liberaal humanisme.

Techniek
In het hoofdstuk ‘Primitiviteit en techniek’ legt Ortega uit dat de toegepaste wetenschap (techniek) voortkomt uit een kritisch-onderzoekende houding in het algemeen. Op die basis voorspelt hij bijvoorbeeld dat Amerika ­– in zijn tijd nog een natie in opkomst –, niet in staat zal zijn de technische wetenschap verder te ontwikkelen zonder Europa, omdat het de brede culturele oriëntatie mist die Europa wel heeft. Dat was er jammerlijk naast. En misschien dat over enkele decennia de technische wetenschap van de Chinezen of de Aziaten in het algemeen, die al helemaal geen hellenistisch-christelijke traditie kennen, die van de Amerikanen voorbij zal streven. Europa heeft al een tijdje het nakijken. Er is geen noodzakelijke innerlijke band tussen beschaving en techniek. Dat die wenselijk is, is natuurlijk iets anders. Maar Ortéga heeft niet voorzien dat de techniek de wetenschap naar haar hand zou kunnen zetten.

Het tweede punt is dat de massa zich tegenwoordig niet zo makkelijk meer laat benoemen. Wij zijn massaal individualisten geworden, zou je kunnen zeggen. In het democratische Westen zijn parlementen vaak mozaieken geworden. We willen gelijk zijn maar ons ook onderscheiden, anders zijn dan anderen, en juist die onderscheidingsdrang is het doelwit geworden van de commercie. Wat er dan kan gebeuren heeft de Vlaamse psychiater Paul Verhaeghe beschreven; versplintering van de samenleving is één van de gevolgen. Hoe deze versplintering, die nog versterkt is door de komst van de digitale media, te begrijpen als massificatie is niet direct duidelijk. Ik zou er Ortega graag nog eens naar vragen.

Alle discussie ten spijt: deze integrale vertaling van De opstand van de massamens, met de voortreffelijke annotatie van Boomsma, is bijzonder waardevol – laten we de oude vertaling maar onmiddellijk vergeten. Het essay is pijnlijk urgent nu de wereld op weg is naar een bevolking van negen miljard.