detail_Joep-Dohmen-en-Maarten-van-Buuren_-De-prijs-van-de-vrijheid

De prijs van de vrijheid

Joep Dohmen en Maarten van Buuren
Ambo, Amsterdam, 2011

 

Door Jan-Hendrik Bakker, Filosoof, essayist, journalist

Een decennium geleden leek het er op dat de levenskunst in populariteit de religie aan het verdringen was. Levenskunst was een seculier alternatief voor de religieuze ethiek. Ook binnen de filosofie kwam de gedachte (weer) op dat filosofie geen concurrent van de wetenschap behoorde te zijn, maar vooral levenswijsheid moest leveren waar de laatste tekortschoot. Filosofie is leren te sterven, zei men de klassieken na. In ons taalgebied heeft Joep Dohmen de filosofie van de levenskunst breed uitgewerkt.

Inmiddels is de situatie veranderd: religie is weer terug, zij het niet binnen de oude, vertrouwde geloofskaders. Met de terugkeer van religieuze thema’s in het intellectuele debat is het taboe op zingevingsproblematiek, die door de filosofen van de Verlichting vervangen werd door een nuttigheidsdenken, in elk geval doorbroken – iets wat levenskunstfilosofie al eerder had gedaan. Daarmee is de actualiteit van levenskunst van karakter veranderd. De vraag hoe we ons leven op eigen kracht vorm moeten geven in een universum zonder God en gebod, lijkt opeens minder urgent, doordat velen niet meer zo overtuigd zijn van de principiële leegte van het heelal. Dat laat onverlet dat de vraag hoe te leven en welke spirituele hulpbronnen daarbij te gebruiken, onverminderd actueel is gebleven.

In De prijs van de vrijheid: Denkers en schrijvers over moderne levenskunst nemen Maarten van Buuren en Joep Dohmen de ethische conditie van de moderne mens onder de loep. Daarbij boren ze afwisselend literaire en filosofische bronnen aan. Friedrich Nietzsche, Michel Houellebecq, Jean-Paul Sartre, Michel Montaigne en Peter Bieri (vooral bekend als de schrijver Pascal Mercier) wisselen elkaar af. Ook Fjodor Dostojevski en Robert Musil zijn prominent aanwezig. Het late werk van Michel Foucault speelt uiteraard een hoofdrol in dit boek, omdat Foucault degene is geweest die de vraag naar het goede leven weer op de agenda heeft gezet: in zijn laatste studies en gesprekken krijgt de idee gestalte dat de moderne mens van zijn leven een kunstwerk moet zien te maken. Zo komen ethiek en esthetiek samen. Ook aan de vooraanstaande, religieus georiënteerde filosoof Charles Taylor, wiens werk Bronnen van het zelf Joep Dohmen in ons land introduceerde, wijden de auteurs een hoofdstuk.

De titel van Dohmen en Van Buurens boek is uitzonderlijk goed gekozen, omdat met het begrip vrijheid meteen de kern is geraakt: levenskunst veronderstelt dat het individu in staat is op eigen kracht, zonder hulp van externe doelen of machten, iets van zijn bestaan te maken. Met andere woorden: hij moet wat doen met zijn vrijheid. Dohmen staat dan ook lang stil bij Nietzsches smalende opmerkingen over het negentiende-eeuwse vrijheidsbegrip, dat immers getekend is door een bleek soort liberalisme. Zarathoestra, Nietzsches protagonist: ‘Vrij noem jij je? […] Vrij waarvan? Wat kan Zarathoestra dat nu schelen! Helder moet mij je blik zeggen: vrij waartoe?’ Deze uitroep is de oerschreeuw van alle levenskunst. Of die nu de aristocratische kant opgaat die Nietzsche voorstond of juist een veel bescheidenere, levenskunst is ingegeven door het verlangen het nihilisme te overwinnen. Dat nihilisme kan weliswaar worden gedempt in consumptief materialisme, zoals Nietzsche aan het eind van de negentiende eeuw zag gebeuren, maar dat is niets minder dan verraad aan het leven. Wie daarvan doordrongen is, moet zich een idee vormen van wat het goede leven voor hem persoonlijk betekent, los van alle ideologie en traditie.

Wat De prijs van de vrijheid onderscheidt van andere boeken over moderne levenskunst, is de combinatie van filosofie en literatuur. Vooropgesteld dat dit een heel aantrekkelijk, toegankelijk en informatief boek is, dat een breed publiek bedient, kun je er toch een kanttekening bij plaatsen. De combinatie van filosofie en literatuur lijkt een combinatie die voor de hand ligt. Dat is ze echter slechts in een bepaald opzicht. Ze ligt voor de hand omdat met name de grote moderne romanschrijvers de menselijke conditie van de laatste twee eeuwen hebben gepeild. Zij zijn, meer dan de filosofen, de experts van de moderne ziel. Zij zijn ook het verst doorgedrongen in de existentiële afgronden waar de grootstedelijke homo sapiens in terechtkwam na de Industriële Revolutie. De existentiële verkenningen van Kafka, Proust, Couperus, Musil en vele anderen zijn de voorlopers van de filosofie van onze dagen, die immers ook de focus verlegd heeft van de hoge metafysica naar het concrete, individuele bestaan. Maar wat de combinatie minder voor de hand liggend maakt, is dat filosofie een set van ideeën levert, terwijl literatuur onrecht aangedaan wordt wanneer ze daartoe herleid zou worden. Literatuur is meer dan denken in de vorm van een verhaal. Literatuur is ook altijd de ervaring van het lezen en schrijven zelf. In die hoedanigheid is ze zelf levenskunst – zoals ook Montaigne stelde, die zijn eigen essayisme als levenskunst beschouwde.

In De prijs van de vrijheid is het hoogleraar Franse literatuur Maarten van Buuren die de literatuur voor zijn rekening neemt. Hij doet dat met verve, verstand van zaken en liefde voor de auteurs. Aan de orde komen Rochefoucauld, Dostojevski, Sartre, Musil en Houellebecq. De auteurs die Van Buuren koos, zijn – met uitzondering van Sartre en zijn opvattingen over de ‘goede trouw’ – zeker geen auteurs die een expliciete visie op het goede leven hebben neergeschreven. Zij zijn in de eerste plaats critici van de moderniteit. In het geval van Houellebecq, wiens laatste roman De kaart en het gebied Van Buuren helaas niet meer bij zijn beschouwing heeft kunnen betrekken, hebben we zelfs te maken met iemand die de moderniteit dankzij het schrijven kon overleven. Dostojevski was een uitermate ongelukkig persoon, niet geschikt voor de samenleving, en ook de burger Robert Musil had niets van een levenskunstenaar – maar juist in het schrijven wisten deze geesten de authenticiteit te bereiken die Taylor in zijn filosofie van het goede leven nu net zo hoog heeft zitten.

Het aspect van het schrijven als levensstijl – of als ‘koude revolutie’, in Houellebecqs termen – blijft bij Dohmen en Van Buuren onderbelicht. Dat is geen kritiek op dit waardevolle boek; het is wel een aansporing om de verhouding tussen denken, schrijven en lezen juist op het punt van de levenskunst verder te doordenken.