detail_wereld

De wereld buiten je hoofd

Matthew Crawford
De Bezige Bij, Amsterdam, 2015

 

Door Jilt Jorritsma, historicus en Connect-ambassadeur

Het sleutelwoord van onze huidige maatschappij is ‘aandacht’. Voortdurend worden we bestookt met afleidende e-mails, appberichten, notificaties en reclames die een beroep doen op onze concentratie. Hierdoor is aandacht een schaars goed geworden, meent filosoof Matthew Crawford in De wereld buiten je hoofd. Het dwingende ingrijpen van onvoorwaardelijke stimuli uit de omgeving voedt een gevoel van ontwrichting: we bepalen niet langer zelf hoe we onze aandacht besteden, dit wordt van buitenaf voor ons gedaan. Crawford karakteriseert deze ontwikkeling als een van de grootste problemen van de contemporaine cultuur en stelt dat zij een gevaar vormt voor de menselijke behoefte aan samenhang. Onze gedachtewereld raakt steeds verder gefragmenteerd, waardoor het vormen van een coherent beeld van onszelf en van de wereld om ons heen problematisch wordt.

In De wereld buiten je hoofd bestrijdt Crawford de cultuur van het ogenblik – waarin het vluchtige en de oppervlakkigheid hoogtij vieren – door de gefragmenteerde, geïsoleerde mens weer in contact te brengen met de wereld buiten het brein. In onze maatschappij verhouden we ons enkel nog tot de buitenwereld via de representaties die ons door nieuwe media worden geboden. Crawford breekt daarmee en pleit ervoor de wereld die buiten ons hoofd ligt te heroveren, om ‘de werkelijkheid terug te eisen’.

De gevaarlijke buitenwereld
Voordat hij de lezer toont hoe deze de aanraking met de ‘werkelijkheid’ zou kunnen herwinnen, probeert Crawford eerst te achterhalen wanneer wij haar uit het oog zijn verloren. Zijn zoektocht naar de oorsprong van de virtuele weergave van de werkelijkheid brengt hem bij het gedachtegoed van Immanuel Kant. Het was Kant die de vrijheid van de menselijke wil op een voetstuk plaatste en vrijwaarde van invloeden van buitenaf. Volgens hem was de menselijke wil autonoom, Volgens hem was de menselijke wil autonoom, als een wet op zichzelf die losstaat van de ‘werkelijke’ wereld buiten de mens. Deze buitenwereld veranderde daardoor in een bedreiging die de vrijheid van de mens als rationeel wezen in gevaar bracht. Hierin schuilt volgens Crawford de essentie van onze huidige verhouding met de wereld om ons heen. We proberen haar te controleren en haar weg te stoppen in representaties, zodat zij ons niet langer kan bedreigen.

Kenmerkend hiervoor zijn de zelfrijdende auto’s waarin de bestuurder niet meer lijkt dan een autonome observant die is losgekoppeld van de wereld om hem heen. De omgeving waarin hij zich voortbeweegt, presenteert zich enkel aan hem in virtuele representaties. Direct contact is er niet meer en de mogelijkheid om de invloed van het eigen handelen op de wereld te ervaren wordt steeds beperkter. De mens mag zich zo hebben losgemaakt van de gevaarlijke buitenwereld, maar van een bevrijding kunnen we volgens Crawford niet spreken. Integendeel, de drang om te automatiseren heeft ons allen tot autisten gemaakt. We zetten de wereld naar onze hand, maar weten steeds minder raad met willekeur.

Gekwelde stripfiguren
De afgelopen decennia is onze houding ten opzichte van de wereld en de techniek drastisch veranderd. Dat blijkt niet alleen uit zelfrijdende auto’s, maar ook uit Mickey Mouse-tekenfilms. Walter Benjamin wond zich al in 1930 op over Mickey Mouse. De hyperactieve wereld van de cartoons was volgens hem een afspiegeling van de massamaatschappij in de crisisjaren. In navolging van Benjamin – maar zonder daarvan rekenschap te geven – kiest Crawford de beroemde tekenfilmmuis als spiegel voor de eigen cultuur.

Bij de tekenfilms uit het begin van de twintigste eeuw is de kijker voornamelijk getuige van de worsteling van het individu met de materiële werkelijkheid: Goofy, Donald Duck en Mickey Mouse worden gekweld door opvouwbare bedden, strijkplanken, springveren en elektrische apparaten die een eigen wil hebben. In de huidige adaptatie van deze tekenfilms, Mickey Mouse Clubhouse, zijn de tekenfilmfiguren erin geslaagd de technologie te onderwerpen; ze worden bijgestaan door een machine die telkens tevoorschijn komt wanneer er zich een probleem voordoet.

De verandering in de verhouding van tekenfilmfiguren met de techniek is volgens Crawford tekenend voor ons denken in het algemeen. De wereld past zich automatisch op ons aan, zonder dat we worden geconfronteerd met het onbehagelijke besef dat er een werkelijkheid buiten onszelf bestaat die zich onafhankelijk van ons beweegt.

Herveroven van de werkelijkheid
Om weer tot de werkelijkheid door te kunnen dringen, moeten we beseffen dat we niet alleen denken met ons brein, maar ook met ons lichaam. Crawford wijst op psychologisch onderzoek naam embodied cognition waaruit blijkt dat we de wereld niet slechts leren kennen door haar als buitenstaander te observeren, maar juist door er actief in te handelen. Crawford pleit er daarom voor de handen uit de mouwen te steken om zo onze band met de werkelijkheid te verstevigen en een gevoel van samenhang te verwezenlijken.

Hierin ligt de grootste zwakte van De wereld buiten je hoofd. Crawford is zo gefixeerd op het directe contact met de werkelijkheid dat hij voorbij gaat aan de vraag of dat überhaupt mogelijk is. Het blijft daardoor moeilijk een voorstelling te maken van de oplossing die Crawford voor ogen heeft. Hoe kunnen we de werkelijkheid heroveren als het onduidelijk blijft wat die werkelijkheid precies inhoudt? Ook blijft het vaag wat de rol is die aandacht hierin zou moeten spelen; na de inleiding komt het begrip vrijwel niet meer aan bod en de hedendaagse ‘aandachtscrisis’ wordt niet uitgediept. Het boek zit boordevol aansprekende voorbeelden en interessante observaties, maar voelt nooit aan als een geheeld. De wereld buiten je hoofd lijdt aan de kwaal die Crawford zelf aan de huidige tijd toeschrijft: het is te gefragmenteerd.