Donau
Claudio Magris
Donau. Biografie van een rivier
De Bezige Bij, 2020
Door Jilt Jorritsma, schrijver, essayist en PhD-kandidaat aan de Open Universiteit
In een iconische scène uit Mrs. Dalloway laat Virginia Woolf een vliegtuig letters in de hemel boven Londen schrijven. Het vliegtuig creëert een moment van eenheid tussen de eenzame hoofdpersonen van de gefragmenteerde stad. Hun blikken ontmoeten elkaar in de lucht. Ze volgen de gang van hetzelfde object en proberen daarin een boodschap te ontcijferen.
In Donau doet Claudio Magris iets vergelijkbaars: hij toont hoe een rivier door verschillende mensen, in verschillende tijden en culturen, is gadegeslagen. Allemaal bogen ze zich over haar oevers om in het water een hogere betekenis te ontwaren. Hun blikken worden verenigd in de golven van de Donau.
Magris wil het landschap zijn schrijven laten dicteren. Zijn inmiddels klassieke Donaubiografie ‘moet volmaakt vergroeien met het onderwerp’. Dat blijkt niet gemakkelijk. Zijn onderwerp stroomt namelijk zonder ophouden, zonder kennis van zinnen en van een taal. Wie de rivier probeert te beschrijven loopt het risico haar te kanaliseren, de chaotische stroom een eenheid op te leggen die ze niet bezit. Om aan die neiging tot eenheid te ontkomen, volgt Magris de route van het water: van het Duitse Zwarte Woud tot aan de Zwarte Zee. Onderweg verzamelt hij zijn Donauverhalen, ongeordende stukjes geschiedenis die net als de rivier oneindig voortkabbelen, vervloeien in luttele en onsamenhangende details.
Tussen de regels van die geschiedenissen door schemert toch een overkoepelend thema: de Donau is steeds een schemergebied tussen de mens en de chaotische werkelijkheid. Aan het begin van onze jaartelling gold de Donau als grens van het Romeinse Rijk. Het water scheidde de geordende, expansieve Romeinse beschaving van de gemengde, ‘wilde’ volken die boven de rivieren doolden. Zo markeerde de rivier een splitsing tussen orde en wanorde, tussen ratio en verwarring. Ook de verdronken lichamen van vermeende heksen herinneren aan de brute wijze waarop men zich in de middeleeuwen wilde ontdoen van al wat niet rationeel kon worden verklaard. En in het plaatsje Donauwörth herinnert het Descartesgymnasium aan de winter van 1619, toen Descartes er het grondwerk van zijn wetenschappelijke methode legde. De Franse natuurvorser had niets van doen met vaagheid en verwarring. De wereld moest juist met driehoek en passer worden onderworpen. Donau staat vol met zulke ‘systeemduivels’ die zich met behulp van het verstand verzetten tegen een onbegrijpelijke buitenwereld.
Daartegenover plaatst Magris auteurs als Jean Paul, Franz Kafka, Elias Canetti en György Konrád die de tekortkomingen van het verstand juist onderstrepen en de verdeeldheid aanvoelen die achter de allesomvattende totaliteit verborgen ligt. Ook Victor Hugo past in dit rijtje. Hugo hekelde het ‘ik’ dat steeds uit zijn pen tevoorschijn kwam wanneer hij zijn omzwervingen langs de Rijn onder woorden bracht. Dat ‘ik’ stuurt de waarneming, maakt één perspectief leidend. Wie de natuur beschouwt, zo concludeert Magris, moet zijn eigen ‘ik’ op laten lossen: ‘Evenals de werkelijkheid blijkt ook het ik dat haar beleeft en beziet een veelvoud te zijn.’
Donau is een aanval op universalisme, op die ene blik. Een verdediging van het marginale. Dat het boek oorspronkelijk in 1986 verscheen is daarvoor kenmerkend. Onder het juk van de Sovjet-Unie dreigde de diversiteit aan culturen in Centraal-Europa te verdwijnen. Net zoals de communisten de stroming van de Donau met titanische steenblokken wilden reguleren, zo werden ook lokale verledens in een mal gedrongen. Maar net als de Donau weigeren die verledens zich te laten bedwingen. In onderaardse ruimten en spleten vloeien ze samen met het afgevoerde slib van de rivier, treden buiten de oevers van de geschreven bronnen, als afval van de geschiedenis. Ze worden onderdeel van het weke landschap. Daar wachten ze op een schrijver als Magris die meedrijft op hun stroom.
Die versmelting van geografie en menselijke geschiedenis, van cultuur en natuur, maakt dat Donau ook ruim dertig jaar na verschijning nog iets te zeggen heeft. Magris herinnert de lezer eraan dat de natuur niet slechts de achtergrond is van ons handelen. De woelige baren van de rivier geven richting aan onze historie. Zonder de Donau had het Romeinse Rijk er bijvoorbeeld misschien heel anders uitgezien. Voor zulke verwikkelingen van landschap en mens is tegenwoordig steeds meer aandacht. Denk aan de enorme populariteit van Michael Pyes Aan de rand van de wereld. Hoe de Noordzee ons vormde (2015) en meer recent Lewis Dartnells Oorsprong. Hoe de aarde de mens heeft gevormd (2019). Tegelijk gaat die verwikkeling bij Magris veel verder. Het door hem beschreven landschap stuurt niet alleen onze geschiedenis, maar is ook verstrikt in onze herinnering en verbeelding. Eeuwenlang hebben we in het water gezocht naar betekenis, geprobeerd troost te vinden voor onze sterfelijkheid. Die troost heeft de rivier weliswaar nooit geboden, maar zij is wel steevast een uitnodiging geweest tot reflectie.
Lees ook:
• Bespreking van Radetzkymars van Joseph Roth