detail_Beeckmans_-Door-spinoza_s-lens

Door Spinoza’s lens

Tinneke Beeckman
Klement/Pelckmans, Zoetermeer, 2012

 

Door Thomas Feijen, historicus en raadslid Nexus Connect

‘De vrije mens denkt aan niets minder dan aan de dood; zijn wijsheid bestaat niet in overpeinzing van de dood, maar van het leven.’ (Ethica, IV, stelling 45, opmerking)

Baruch Spinoza (1632-1677) was een lenzenslijper. Het slijpen van lenzen is tekenend voor de vroegmoderne wetenschappelijke vooruitgang die zich in de Gouden Eeuw van de Noordelijke Nederlanden voordeed. Maar het is ook symbolisch voor de moderniteit en het technisch vernuft van Spinoza als naturalistisch filosoof. Voor de naturalisten ‘maakt de mens deel uit van de natuur en kan hij overeenkomstig de wetten van de natuur begrepen worden’. En hoewel Spinoza zijn theorieën bijna vier eeuwen geleden neerschreef, met Ethica als bekendste werk, heeft goede filosofie de eigenschap tijdloos te zijn. Spinoza’s werk wordt vaak als abstract en complex gezien, maar auteur Tinneke Beeckman (1976) poogt zijn ideeën concreet te maken door ze naar deze tijd te vertalen. Aan de hand van zes perspectieven wil de auteur, die zelf filosofe is, aantonen hoe relevant Spinoza’s wereldbeelden vandaag nog zijn.

Het eerste perspectief is ‘Vrij debat, geloof en politiek’. Zelfs in geseculariseerde westerse landen blijven deze drie thema’s voor discussie zorgen. Politiek en geloofszaken zijn moeilijk te verzoenen. Beeckman schetst eerst de situatie van Spinoza in de zeventiende eeuw. Ondanks dat hij een jood was, kon hij betrekkelijk vrij zijn godsdienst belijden in de toentertijd progressieve Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Toch was de godsdienstvrijheid niet absoluut en bleven religieuze tegenstellingen binnen de Republiek voor problemen zorgen. Bovendien was er het vraagstuk van de scheiding tussen kerk en staat. Hoewel Spinoza soms van atheïsme werd beschuldigd, was hij volgens Beeckman niet antireligieus. Wel gaf hij religie een minder centrale plaats. De rede is voor hem immers de hoogste autoriteit. Mensen mogen zich niet door hun passies of gevoelens laten leiden. Die nadruk op de rede is het gevolg van de invloed van René – je pense, donc je suis – Descartes. Maar anders dan Descartes erkent Spinoza nadrukkelijk het ervaren van gevoelens en maakt hij de tweedeling tussen lichaam en geest minder scherp. Mensen zijn gevoelig voor passies en kunnen niet altijd rationeel denken. Kijk naar de successen van populistische politici. Beeckman wijst op twee elementen waardoor het gemoed zich volgens Spinoza laat leiden: hoop en vrees. In onzekere tijden zullen mensen sneller geneigd zijn tot bijgeloof. Voor Spinoza zorgt bijgeloof tot droefheid, omdat hiermee het vermogen te denken en handelen afneemt. Blijheid daarentegen volgt precies uit dat vermogen.

Spinoza erkent God dus wel, omdat de natuur eruit voortvloeit. Maar die God veroordeelt of beloont niet. Het naturalisme erkent immers geen bovennatuurlijke principes en omdat alles en iedereen deel uitmaakt van de natuur, mag eenieder zijn eigen vrijheid nastreven. Beeckman vergelijkt Spinoza regelmatig met andere auteurs, waardoor de uniciteit van Spinoza duidelijk naar voren komt. Zo verwijst Beeckman naar Thomas van Aquino (1225-1274), die een wereldbeeld voorschreef met een goddelijke orde. Dit betekent dat de mens moet leven naar God toe, met Hem als ultiem doel. Spinoza betwist elke doelgerichtheid en gelooft meer in causaliteit. ‘De essentie van begrijpen, is er de oorzaak van begrijpen.’ Seksualiteit heeft dan niet als doel de voortplanting, maar de voortplanting is het gevolg van seksualiteit. Dit is het meest uitdagende perspectief van de auteur: dat van de evolutie. Tinneke Beeckman probeert Spinoza en Darwin met elkaar te verzoenen, hoewel de evolutietheorie tweehonderd jaar na Spinoza is ontwikkeld. Darwins theorie dat de mens afstamt van de aap, schokte de negentiende-eeuwse goegemeente. Uiteraard heeft Spinoza zoiets nooit beweerd, maar de evolutietheorie past wel in zijn ideeënkader. Spinoza erkent geen goddelijke orde en de mens is dus niet een afgewerkt product van God. Dat maakt de mens niet onveranderlijk. Hiermee erkent Spinoza impliciet de idee van evolutie. Het blijft een redelijk speculatief hoofdstuk, omdat het onmogelijk is om Spinoza volledig met Darwin te vergelijken, wat Beeckman ook rigoureus toegeeft. Maar dat er raakpunten zijn, bewijst dat de spinozistische filosofie dynamisch is en uitstekend in moderne tijden gedijt.

Spinoza acht de mens door de rede niet meteen superieur. De mens volgt immers vaak zijn passies in plaats van zijn rede te gebruiken. Wel is de rede een uitstekend instrument om vrijheid na te streven. En vrijheid is een kernbegrip in de filosofie van Spinoza, ook politieke vrijheid. Beeckman haalt hiervoor twee elementen aan die volgens Spinoza onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn in de individuele ontplooiing. Ieder mens die zijn potentia (de kracht die hij in zich heeft) kan ontwikkelen, wordt blij. De potestas daarentegen, de mogelijkheid om iemand in zijn macht te houden, wordt in een democratie tot een minimum herleid, terwijl de maximale potentia van elke burger wordt nagestreefd. In dictaturen is de potestas van de machthebber veel groter dan de potentia van de burger. Het ambiëren van potestas noemt Spinoza daarom een droeve passie. Spinoza pleit dus voor de democratie als staatsorganisatie omdat die vrede, veiligheid en vrijheid bevordert. ‘Het doel van de politiek is dus de vrijheid,’ ook in geloofszaken. Daarom moeten politici niet regeren vanuit morele intenties, maar vanuit zuivere politieke doelen die de staat ten goede komen. Ook hier zien we Spinoza als filosoof van de effecten: een gemeenschap is goed georganiseerd niet als haar doelen moreel correct zijn, maar als haar gevolgen dit zijn. Moraliteit brengt Spinoza daarenboven terug op het niveau van het individu door middel van het principe van conatus. Beeckman legt conatus uit als het nastreven, de begeerte van elk ding in zijn bestaan. Als het ware de essentie van elk mens en ding. En wij noemen iets goed omdat we er ‘naar streven, verlangen en begeren’. Wat je goed of slecht noemt, is iets persoonlijks. Met een pennentrek haalt Spinoza elke moraalridder van zijn paard.

Vrede, veiligheid en vrijheid staan op dit moment nog op verschillende plaatsen in de wereld onder druk. Wanneer ik dit schrijf, strijdt het Egyptische leger tegen aanhangers van president Mursi en heeft de gruwelijke burgeroorlog in Syrië nog geen einde gekend. Beeckman verwijst naar die golf van opstanden die het Midden-Oosten al enkele jaren kent onder de ‘Arabische Lente’. Met een opstand gaan volgens Spinoza twee emoties gepaard: verontwaardiging en angst. Verontwaardiging, waardoor zowel het Syrische als het Egyptische verzet geleid worden, zorgt voor Spinoza vaak echter voor nog meer onderdrukking. Er is immers geen garantie voor succes: het afzetten van Mubarak leidde niet tot de gewenste democratie die de Egyptenaren voor ogen hadden. Verontwaardiging is bovendien een vorm van haat en dient daarom altijd vermeden te worden. Beeckman refereert naar onze tijd en die van de sociale media. Wanneer op het internet filmpjes van pesterijen verschijnen, ontstaat een storm van verontwaardiging. Maar die verontwaardiging ontspoort nogal eens in haatcampagnes en doodsbedreigingen aan het adres van de pesters. Sociale media in het algemeen zijn natuurlijk een (te) gemakkelijk communicatiemiddel om verontwaardiging te delen. Hoe zou Spinoza tegenover Facebook en Twitter staan? Hierover had ik Tinneke Beeckman graag zien schrijven, omdat onze omgang met deze nieuwe media nog in de kinderschoenen staat en wellicht bijsturing behoeft. Beeckman wijst er wel op dat deze reserves ten aanzien van opstand en verontwaardiging niet betekenen dat de mens aan de zijlijn moet staan toekijken en zich van elke actie moet onthouden. Rechtspraak bijvoorbeeld gebeurt niet uit verontwaardiging, maar uit het naleven van ’s lands wetgeving. Spinoza verlegt als geen ander accenten: via subtiele verschuivingen beoogt zijn levensfilosofie een vreedzame samenleving, zonder droeve passies of angst.

Het laatste perspectief is gewijd aan de seksualiteit. Over liefde als blijheid, het verlangen, passies en seksualiteit vandaag. Spinoza pleit voor inzicht in de passies, omdat hiermee vrijheid en vrede kan worden gevonden. Als we weten hoe we met onze passies om moeten gaan, laat het liefde zijn, maar ook verdriet, dan vergroten we onze eigen macht, de mogelijkheid tot zelfverwezenlijking, wat zo essentieel is voor het naturalisme. Spinoza is een voorstander van het huwelijk als mensen geïnteresseerd zijn in de vrijheid van elkaars ziel – voor Beeckman een ongelofelijk emancipatorische gedachte. ‘Het betekent dat mensen die in vrijheid van elkaar houden, ook elkaars vrijheid om zichzelf te verwezenlijken, respecteren.’ En over seksuele vrijheid denkt Spinoza het volgende: wie anderen terechtwijst, leeft in onmacht.

Dit boek is een gids voor eenieder die zich de weg wil laten wijzen door humanistische en naturalistische idealen. Een levensfilosofie die de rede centraal stelt, zonder transcendentale theorieën, maar ook zonder lichaam en geest, denken en voelen van elkaar te scheiden. Een eeuwenoude handleiding voor ons modern bestaan. Tinneke Beeckman is een uitstekend auteur die heldere analyses levert. Als ze de filosofie van Spinoza en anderen blijft vertalen voor een breed publiek en via voorbeelden herkenbaar maakt, zou zij weleens een jong vooraanstaand denker kunnen worden.