
Een filosofisch rariteitenkabinet
Agambens zoektocht naar geluk
Ype de Boer
Boom, 2025
Bestel dit boek bij onze partner Athenaeum Boekhandel
Door Lex van der Steen, buitenpromovendus aan de Radboud Universiteit
Wat hebben Pinokkio, franciscaanse monniken, liefde en archeologie met elkaar te maken? Ze lijken ofwel de basiscomponenten op te maken van een flauwe mop, ofwel het resultaat te zijn van een compleet willekeurige en onbedoelde samenkomst, alsof ze een voor een uit een grabbelton getoverd zijn. Niets is minder waar: al deze zaken spelen een rol in het omvangrijke oeuvre van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben. Enkele andere figuren die ook tot de cast behoren, en die nog eens extra de diversiteit van het oeuvre onderstrepen, zijn de kunstenaar, de werkeloze, de priester, de axolotl en de komische klungel.
Deze verzameling personages geeft wellicht de indruk dat de filosofie van Agamben een groot carnaval is, maar ook dat is niet helemaal correct. Sterker nog, de algemene opvatting over Agamben suggereert al voor lange tijd het tegendeel. Agamben wordt meestal afgetekend als een pessimistische en onheilspellende denker, vooral vanwege zijn uiterst kritische en grotendeels negatieve analyses van de westerse moderniteit en haar politiek. Berucht is zijn uitspraak dat Auschwitz het paradigma vormt van de moderne democratie. Die claim hangt samen met zijn bredere stellingname dat we vandaag de dag in een permanente uitzonderingstoestand leven waarin het menselijk leven de facto gereduceerd is tot ‘naakt leven’: een leven dat zonder bescherming van rechten blootgesteld wordt aan ongelimiteerde soevereine macht. En Agambens uiterst kritische uitlatingen over de coronamaatregelen hebben dit duistere imago enkel bestendigd. Hij zag in deze maatregelen een nieuwe fase van de verdere totalisering van de soevereine machtsapparaten die hij in zijn werk heeft gepoogd aan het licht te brengen. Er is echter een andere interpretatie van Agamben als filosoof mogelijk, een lezing die kan verklaren wat al die eerdergenoemde figuren doen tussen zijn grimmige uiteenzettingen van onderdrukkende machtsstructuren.
In Een filosofisch rariteitenkabinet. Agambens zoektocht naar geluk introduceert Ype de Boer de vaak moeilijk te doorgronden Italiaanse filosoof als een filosoof van het geluk. Volgens De Boer is Agamben, buiten zijn sinistere ontledingen, een wezenlijk poëtische denker die juist voortdurend wijst naar de rijkdom waarmee de mens reeds omgeven is. Zijn introductie van de filosoof bestaat voornamelijk – op een voorwoord, een nawoord en een beknopte inleiding met de nodige achtergrondinformatie na – uit een behandeling van Agambens ‘poëtisch-filosofische experimenten’.
Agamben, zo benadrukt De Boer, is zich ervan bewust dat we niet alleen nieuwe theorie nodig hebben om de vraagstukken en problemen van onze tijd te beteugelen, maar ook nieuwe voorbeelden en idealen, die de mens de weg kunnen wijzen naar het gelukkige leven. Aan de hand van zijn poëtisch-filosofische experimenten, die verspreid zijn over zijn gehele oeuvre, geeft hij vorm aan zulke voorbeelden, en werkt hij een alternatief uit voor de machtsstructuren uit zijn onheilspellende diagnoses. Sprekende over Agambens manier van werken komt De Boer tot de charmante conclusie dat ‘Agamben een soort Indiana Jones van de filosofie’ is: ‘Net zoals Indiana op zoek gaat naar oude en machtige, geheime en vergeten relikwieën, zo graaft Agamben […] naar de principes van de macht die ondergronds werkzaam zijn’. Maar tijdens het graven komt Agamben ook allerlei concepten, ideeën en literaire personages tegen waarop deze machtsstructuren stuklopen, elementen die aan de machtssfeer ontsnappen, en die hij oppakt en vervolgens verder ontwikkelt. Daarin bestaan zijn poëtisch-filosofische experimenten, die dus filosofische voorbeelden zijn, zoals een literair personage als Pinokkio, die onze huidige manier van denken en leven kunnen openbreken zodat de weg vrijgemaakt wordt voor nieuwe mogelijkheden.
Het eerste poëtisch-filosofische experiment dat De Boer bespreekt is ‘de heiligschenner’, en dat is niet voor niets. De heiligschenner is namelijk niet zomaar een voorbeeld van Agambens experimenten, maar verbeeldt zelf ook precies wat deze experimenten doen. Net zoals de heiligschenner zogenaamd heilige zaken profaneert – ze bevrijdt van het ‘heilige’ dat zich realiseert in de vorm van opgelegde gebruiksregels, imperatieven en betekenissen – zo bevrijden de poëtisch-filosofische experimenten het denken zelf van soortgelijke artificiële grenzen. Denk aan een kind dat, in zijn onwetenheid, een ‘heilig’ object oppakt en ermee begint te spelen. Al Agambens experimenten verzetten zich op een of andere manier tegen structurele begrenzingen, en laten daarmee zien dat deze grenzen en regels net zo goed geweigerd kunnen worden, dat ze net zo goed niet kunnen zijn. Om deze reden zijn deze experimenten ook poëtisch: net als de dichtkunst, die de taal bevrijdt van de regels van het standaard taalgebruik, bevrijden Agambens poëtisch-filosofische experimenten de mens en zijn wereld door de ogenschijnlijke maar fictieve noodzaak van dominante ideeën te ondergraven. Zo belichamen en communiceren de poëtisch-filosofische experimenten datgene waarin Agamben uiteindelijk het geluk vindt: de mogelijkheid van het leven om vrij te spelen met regels en grenzen.
Via zijn experimenten ontwikkelt Agamben een alternatief voor dat wat De Boer effectief samenvat als de ‘denkfout’ die volgens Agamben telkens weer ten grondslag ligt aan de machtsstructuren die hij bekritiseert. Deze denkfout definieert het (mensen)leven als iets wat van zichzelf geen waarde heeft, als iets dat altijd ‘naakt’ en gebrekkig is en daarom externe instituties, regels, vormen, betekenissen en identiteiten nodig heeft om kostbaar te zijn. Agambens poëtisch-filosofische experimenten laten daarentegen juist altijd zien dat het menselijk leven wezenlijk gekarakteriseerd wordt door de pure mogelijkheid telkens weer anders te zijn, nieuwe dingen te doen en tegelijkertijd oude structuren te kunnen weigeren, en daarom niets nodig heeft om waardevol te zijn.
Dankzij zijn beknopte en heldere formulering van deze denkfout weet De Boer in één klap een groot deel van Agambens oeuvre inzichtelijk te maken. Tegelijkertijd ligt hier een van de weinige punten waarbij een kritische aantekening gemaakt kan worden. Want hoewel de compacte uitleg van deze denkfout overeenstemt met Agambens algehele project, is de schaduwzijde van De Boers benadering dat de concrete inhoud van Agambens grondige analyses onderbelicht blijft, terwijl deze analyses vaak wel het leeuwendeel van elk van zijn boeken uitmaken. Dat kan ertoe leiden dat zij die onbekend zijn met Agamben en na het lezen van Een filosofisch rariteitenkabinet zijn meest bekende werken, zoals Homo sacer of Wat er overblijft van Auschwitz? zelfstandig willen gaan lezen, moeite zullen hebben de positieve en poëtische filosoof die De Boer beschrijft direct terug te vinden. Zulke lezers zouden beter kunnen beginnen bij de teksten die onderbelicht zijn in de algemene receptie van Agamben, maar waar De Boer meer dan terecht de relevantie van onderstreept, zoals Profanaties of Idee van het proza.
Een filosofisch rariteitenkabinet is zichtbaar de culminatie van een onderzoek dat al meer dan tien jaar gaande is, en slaagt niet alleen bewonderingswaardig goed in het samenvatten en introduceren van Agambens filosofie, maar ontwricht ook effectief de veel te dominante misvatting van de vermeende pessimistische aard van deze denker. Met dit boek verheft De Boer het ‘chocola maken van’ tot een kunst. Terwijl men voorheen jarenlang intensief moest lezen en herlezen om tot een goed begrip te komen van Agambens filosofie, heeft De Boer de deuren geopend voor een breed Nederlands publiek, dat nu gemakkelijker in aanraking kan komen met de unieke wijsheden van de Italiaanse ‘poëet onder de filosofen’.