
Erasmus: dwarsdenker
Erasmus: dwarsdenker
Sandra Langereis
De Bezige Bij, 2021
Door Thomas Feijen, historicus
Wie is Erasmus? Voor Nederlanders is het de man die zijn naam leent aan scholen, ziekenhuizen en bruggen. Een etiket voor bouwwerken en materie. Jonge Europeanen kennen hem van het Erasmus-programma dat jongeren de mogelijkheid biedt om tijdelijk in het buitenland te studeren. Zo is er een nieuwe generatie Europeanen op de wereld gezet en er zijn inmiddels al en een miljoen ‘Erasmus-baby’s’ geboren uit relaties van uitwisselingsstudenten. Erasmus heeft dus heel wat betekend, maar hoe en waarom precies?
Sandra Langereis’ biografie over Erasmus is erg gewenst om deze humanist een herkenbaarder gezicht te geven. Er zijn van hem enkele portretten geschilderd door bekende meesters, maar het ware gelaat van Erasmus blijft voor velen vreemd. Ten onrechte, want geen Nederlander was zijn tijd zo ver vooruit als hij.
Het vijftiende-eeuwse Europa is gevaarlijk. Niet alleen zijn de wegen bezeten van de struikrovers, maar het is een periode die we tegenwoordig gepolariseerd zouden noemen. Aan de grondslag ligt de nauwe verwevenheid van religie en machtspolitiek. ‘De laat-middeleeuwse kerk was big business’, schrijft Langereis, die het uitvoerig heeft over de kerk als zakelijk instituut. Erasmus kan dit zelf ondervinden. Als zoon van een priester staat zijn onwettige geboorte een kerkelijke carrière in de weg. Een pauselijke dispensatie zet dat tegen betaling recht. Langereis beschrijft levendig hoe Erasmus een stroman in het Vaticaan informeert over zijn geheim met onzichtbare inkt die tegen het haardvuur moet worden gehouden. Erasmus is een pragmaticus. Hij beseft als geen ander dat om een leven aan onderzoek en literatuur te kunnen wijden, een benoeming als priester of kanunnik onontkomelijk is. Ambten worden toegewezen en vervolgens in onderaanneming uitbesteed. Op die manier voorziet Erasmus zich met verschillende functies in zijn levensonderhoud zonder ze daadwerkelijk op te nemen.
Dat gaat niet zonder slag of stoot. Langereis volgt Erasmus langs Europese hoven waar Erasmus zich ontpopt tot een netwerker die in de gunst probeert te komen van roemrijke koningen zoals de Engelse Hendrik VIII. Maar het is de hypocrisie van alles altijd te kunnen afkopen, die een voedingsbodem wordt van maatschappelijke onvrede en waarvoor de katholieke kerk later zelf een dure prijs betaalt met de opkomst van de hervormingsgezinde Luther en het ontstaan van de Reformatie.
Met zijn Lof der zotheid gaf Erasmus kritiek op de pausen en de theologie. Zijn tekstonderzoek en de eerste Griekse vertaling van het Nieuwe Testament waren baanbrekend. Ook de teksten van Seneca zuiverde hij helemaal uit. Hedendaagse vertalingen zijn schatplichtig aan Erasmus’ noeste werk. Maar er was destijds geen tolerant klimaat voor andersdenkenden. Erasmus was een vernieuwer en die vernieuwing riep weerstand op. Wanneer hij verkeerd vertaalde Bijbelpassages verbeterde, leverde deze ontmaskering hem de reputatie van godslasteraar op. Terwijl Erasmus juist een beter begrip van het geloof voor ogen had. Erasmus ging in Europese bibliotheken op zoek naar manuscripten en vergeleek deze met elkaar. Dat zijn kritisch Bijbelonderzoek als ‘oorzaak van Lutherse ketterijen’ werd genoemd, stond eigenlijk gelijk met het in twijfel trekken van de wetenschap. ‘Auteurs leken wel acteurs,’ klaagde Erasmus, ‘zo weerloos overgeleverd als ze waren aan de grillen van een genadeloos publiek.’
In dit letterlijk bloedlink tijdsgewricht zat Erasmus geprangd. Hij had sympathie voor de hervormingsdrang van Luther, maar vond hem te radicaal en zou hem ook nooit openlijk verdedigen, daarvoor was het leven hem te lief. Erasmus’ gematigde positie maakte niemand tevreden. Luther spuwde hem uit en uiteindelijk zette ook de paus Erasmus’ werk jaren na zijn dood op de lijst van verboden werken.
Bij leven was Erasmus een succesauteur. ‘Maar vele malen belangrijker dan al die roem was natuurlijk dat heel veel mensen beweerden dat ze een beter mens waren geworden door het lezen van zijn boeken’, citeert Langereis een ongepubliceerde brief van hem. Erasmus ambieerde een zoektocht naar authenticiteit en waarheidsvinding. Dogma’s liet hij voor wat ze waren om ruimte te maken voor twijfel en interpretatie. Dat maakte van hem een ware humanist.
Deze zevenhonderd pagina’s tellende biografie is heel grondig en heeft veel aandacht voor de nevenfiguren in Erasmus’ leven, zoals de drukkers waarmee hij werkte en hun financiële organisatie. Maar deze details overladen het boek met bagage. Ook herhalingen vertragen het leestempo. Dat de middeleeuwse scholen een extra beginnersklas hadden voor leerlingen met een schoolachterstand, komt in drie verschillende stukken terug. Het grootste gemis is het gebrek aan historische duiding over het ontstaan en het verloop van het Europese humanisme. Wat was Erasmus’ precieze rol in deze stroming? En heeft hij nog een hedendaagse betekenis? ‘Wie was Erasmus?’ is een even urgente vraag als ‘Waarom is Erasmus vandaag nog actueel?’ Langereis laat zijn pleidooi voor een meerlagige identiteit onuitgewerkt, maar wijdt wel een kort hoofdstuk aan de vraag of Erasmus in 1466, 1467 of 1469 is geboren.
Langereis heeft evengoed een rijke woordenschat die de lezer echt weet te boeien, en daarvoor verdient ze alle lof. Haar biografie is een lange reis door Erasmus’ leven en brengt zijn verleden in kloosters en universiteiten terecht opnieuw onder de aandacht. Om met de oude meester zelf te spreken: ‘Lees, studeer, en oordeel pas dan.’