Mathieu Segers Europa site

Europa en het idee uit de toekomst

Oorsprong en ontstaansgeschiedenis van ons Europa (1913-1951)

Mathieu Segers
Prometheus, 2024

Bestel dit boek  bij onze partner Athenaeum Boekhandel

 

Door Thomas Huttinga, auteur en docent aan de Universiteit Utrecht

In november 1945 reist de Britse filosoof Isaiah Berlin af naar Leningrad, het huidige Sint-Petersburg. Getekend door de mentale en fysieke wonden van de verwoestende oorlog,  ligt de stad nog vol met brokken puin en vernietiging. De Duitse bezetting had geresulteerd in een negenhonderddagenbeleg dat maar liefst een miljoen levens eiste.

Tegen dit decor bezoekt Berlin de Russische dichteres Anna Achmatova. Bij haar thuis halen ze herinneringen op aan het vooroorlogse Europa van de geest, aan hun bezoeken aan het beroemde café De Verdwaalde Hond in Sint-Petersburg, waar namen als Aleksandr Blok, Nadjezjda Mandelstam en Boris Pasternak hun verhalen en poëzie deelden. Waar Achmatova nog de alom bekende superster van haar tijd was. Waar de grootste stemmen van de Russische avant-garde bijeenkwamen tot het café in 1915 moest sluiten vanwege de Eerste Wereldoorlog. Het is een terugblik op hun wereld van gisteren, een ontmoeting van twee kosmopolitische geesten te midden van de ruïnes van het oude Europa.

Deze nacht vol gedeelde herinneringen in 1945 markeerde voor Mathieu Segers een omslag in de tijd, van het oude Europa naar de westerse, naoorlogse wereld onder Amerikaanse vlag. In zijn nieuwe boek Europa en het idee uit de toekomst verweeft de veel te vroeg overleden hoogleraar, publicist en historicus de naoorlogse politieke ontwikkelingen die zullen leiden tot het begin van het Europese integratieproces. Waar dit normaal gesproken begint na de Tweede Wereldoorlog, onder het motto ‘nooit meer oorlog’, ontvouwt Segers’ verhaal zich al in de jaren voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog. Hier ontbrandt de ideeënstrijd die later de weg zal vrijmaken voor het Europa van de Europese integratie.

Segers verbindt de fragmenten van meerdere gebroken geschiedenissen aan elkaar. In Deel 0 van het boek behandelt hij de periode 1913 tot 1948 als aanloop naar de start van het politieke integratieproces, van Berlin tot de Amerikaanse invloeden op Europa. In Deel 1 richt hij zich op de periode 1937 tot 1947 en op de discussie over wat voor naoorlogs Europa er moet komen. In Deel 2 bespreekt hij de periode 1947 tot 1951; het Marshallplan en de daadwerkelijke lancering van Europese integratie. Uiteindelijk beschrijft hij de aanvang van het economische en politieke project dat in de toekomst zal uitgroeien tot de Europese Unie.

In deze laatste periode spelen met name de Verenigde Staten een grote rol. De ruïnes van het oude Europa moesten weer opgebouwd worden, en de Amerikanen begrepen dit als geen ander. Na een bezoek aan het verwoeste Europa in 1947 schreef William L. Clayton, de Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken:

Zonder onmiddellijke substantiële hulp van de Verenigde Staten zal Europa ten prooi vallen aan economische, sociale en politieke desintegratie […] de onmiddellijke effecten op onze economie zouden rampzalig zijn: de markten voor onze productieoverschotten zouden verdwijnen; werkloosheid; depressie; gigantische begrotingstekorten boven op de berg aan oorlogsschulden. Dit alles mag niet gebeuren.

Er volgde een memorandum, volgens welke Europa een grote zak geld zou meekrijgen in ruil voor verregaande politieke integratie binnen West-Europa. Later werd er ook druk uitgeoefend op Robert Schuman om Europese economische samenwerking op te starten, voordat hij zijn beroemde plan zou introduceren op 9 mei 1950 voor de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Dat de Verenigde Staten een dusdanig grote invloed hadden op de start van het Europese integratieproces is een van de inzichten uit het boek, die aansluit bij Segers’ eerder gepubliceerde boek Reis naar het continent. Nederland en de Europese integratie, 1950 tot heden.

In Europa en het idee uit de toekomst wordt de lezer stap voor stap meegenomen door de historische gangen van het Europese integratieproces, waarvan men toen nog niet wist waartoe het zou leiden. Na de Tweede Wereldoorlog zat het continent vol met goede initiatieven om politieke integratie te starten (zoals de in 1949 opgerichte Raad van Europa), maar deze pogingen liepen telkens vast omdat ze waren opgezet volgens de methode van intergouvernementele samenwerking. Vooral de Britten waren hier voorstander van. Zo had de voorloper van de huidige Europese Unie net zo goed de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES) kunnen zijn in plaats van de EGKS. De OEES was een in 1948 opgerichte organisatie die de economische samenwerking wilde bevorderen en de verdeling van de Marshallhulp coördineerde. Uiteindelijk werd deze in 1961 omgevormd tot de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De OESS, toen nog met de Britten aan boord, sneuvelde als uitvoerbaar plan om het Europese integratieproces te starten, waarna de EGKS werd opgericht. Mét dus West-Duitsland aan boord, en niet het VK, dat dwarslag. Dit markeerde een verschuiving van intergouvernementele naar supranationale samenwerking.

In zijn reis door het begin van de Europese integratiegeschiedenis breekt Segers een aantal diepgewortelde aannames af. De eerste is dat Europese integratie een logische en onvermijdelijke stap was na de Tweede Wereldoorlog. Segers laat juist zien hoeveel discussie er destijds was en hoe het proces ook heel anders had kunnen verlopen. De tweede aanname is het gangbare verhaal dat het de Europeanen zelf waren die, na opnieuw een vernietigende oorlog, de strijdbijl begroeven en verstandig genoeg waren om samen te werken. Die samenwerking was er niet gekomen zonder de hulp van de Amerikanen. De Marshallhulp omvatte 4 miljard dollar waarmee politieke samenwerking werd afgedwongen.

Daarnaast laat het boek zien dat Europese integratie niet alleen over economische samenwerking ging (zoals op het gebied van kolen en staal), maar dat er ook wel degelijk een ideeënstrijd ontstond over de invulling van de maatschappij. Dit vond plaats in wat Segers de ‘Republiek van de planning’ noemt, waarin werd gezocht naar een passend economisch systeem. Interessant is dat met name een sociale markteconomie werd voorgesteld, daarin verschilden de Europese denkers van mening met de Amerikanen. De grillen van de markt moesten worden gecompenseerd door de staat, van de meedogenloze aanpak zoals die elders bestond mocht geen sprake zijn. Dit zou Europa typeren.

Socialisme en liberalisme gingen samen als een West-Europees experiment, gesteund door de invloed van de christelijke kerk. De blauwdruk van het naoorlogse Europese integratieproject bevat dus sterke Amerikaanse vingerafdrukken, maar werd ook gevormd door Europese denkers die op economisch gebied andere keuzes maakten dan de Amerikanen. Deze samenkomst van ideeën zou uiteindelijk de basis vormen voor wat we vandaag de dag kennen als the European Way of Life.

Het werk van Segers is niet direct een gemakkelijk instapboek voor de Europakenner in spe. Het boek is een voortzetting en aanpassing van het in 2023 bij Cambridge University Press gepubliceerde The Origins of European Integration, en die academische oorsprong is bij vlagen te merken. Tegelijkertijd is het geen puur academisch werk. Het is indrukwekkend hoe Segers politieke geschiedenissen verweeft met cultuur. Moeiteloos schakelt hij in één pagina over van het Algerije van Albert Camus naar een bezoek van founding father Jean Monnet in een naburige Algerijnse stad. Verder bevat het boek talrijke eigenzinnige gedachten en ‘segeriaanse’ zinnen: diepzinnige overpeinzingen waar je op blijft kauwen, zoals de volgende opmerking in de epiloog.

Opgemerkt moet worden dat in weerwil van alle blauwdrukken die tot aan vandaag de dag worden uitgedokterd, de ‘normale’ toestand in de geschiedenis van Europese integratie dicht aanschuurt tegen chaos.

Chaos is niet nieuw. Dat is een ontnuchterende constatering in tijden van handelsoorlogen met Trump II, de oorlog in Oekraïne en een onzekere toekomst. En het boek is ook actueel: vandaag de dag bevinden we ons weer op de drempel van een nieuwe tijd, nu er een breuk is ontstaan binnen het Westen. De Amerikanen stonden aan de wieg van de geboorte van het politieke naoorlogse Europa en nu staan we er alleen voor. De zwaarte van het moment dwingt ons om ons af te vragen: kunnen we dat volhouden en wat vraagt dat van ons Europeanen?

Waar Berlin en Achmatova het oude Europa zagen verdwijnen en er een Atlantisch Europa voor terugkregen, zien we vandaag de dag de geboorte van wederom het Europese Europa. De tijd zal leren hoe dit eruit komt te zien. Dit boek is het testament van een te vroeg overleden Europese geest, wiens inzichten over literatuur, politiek en cultuur nog altijd worden gemist.