
Europeanen
Orlando Figes
Nieuw Amsterdam, 2019
Vertaald door Toon Dohmen
Met de trein naar een gemeenschappelijke Europese cultuur
Door Rebecca van Raamsdonk, historica, letterkundige en taal- en cultuurdocent.
Het was een feestelijke maar erg lange tocht voor de eerste trein die van Parijs naar Brussel reed. Op 13 juni 1846 werd de nieuwe internationale spoorlijn in gebruik genomen. ’s Ochtends vroeg vertrokken drie stoomtreinen vanaf het Gare Saint-Lazare in Parijs naar Lille en vervolgens naar Brussel. De treinen haalden ongekende topsnelheden van 30 kilometer per uur. Aan boord zaten twee zonen van de Franse koning, prominente politici en beroemdheden als schrijvers Victor Hugo en Alexandre Dumas en schilder Jean-Auguste-Dominique Ingres. In Lille werden de gasten onthaald door duizenden belangstellenden en een erewacht met Belgische en Franse vlaggen. Er volgden een uitgebreid banket op de plaats van het toekomstige treinstation en een gigantisch concert, waar onder anderen componist Hector Berlioz dirigeerde.
Om twee uur ’s nachts reden de treinen verder naar eindbestemming Brussel, waar de Belgische koning Leopold I en zijn vrouw Louise d’Orléans wachtten. Zij boden een banket aan in het Koninklijk Paleis, en de Belgische Spoorwegen organiseerden een groot bal in het net geopende Gare du Nord. Voor deze unieke gelegenheid werden wagonladingen tulpen uit Nederland geïmporteerd.
Historicus Orlando Figes opent zijn nieuwste boek Europeanen met een uitgebreide beschrijving van deze bijzondere eerste Frans-Belgische treinreis. Met opmerkzaamheid en ontzettend veel details – hierboven heb ik niet eens genoemd wat er op het menu stond, hoeveel obers er werkten en dat vlak voor het concert in Lille de hoed én de bladmuziek van Berlioz gestolen werden – maakt Figes meteen duidelijk dat de spoorwegen een belangrijke rol zullen spelen in zijn daaropvolgende relaas van ruim 500 pagina’s.
Figes raakte als Rusland-specialist bekend bij het grote publiek met Tragedie van een volk: de Russische Revolutie 1891 – 1924, Natasja’s dans: een culturele geschiedenis van Rusland en Fluisteraars: leven onder Stalin. Nu richt hij zijn blik op de Europese kunstwereld van de negentiende eeuw. De technologische ontwikkelingen van die eeuw, zo stelt hij, hebben de kunstwereld ingrijpend veranderd en droegen zo bij aan het ontstaan van een gemeenschappelijke Europese cultuur.
De komst van de spoorwegen had volgens Figes de grootste invloed: internationale treinen verkortten de reistijd en vergrootten de kunstmarkt. Opera’s, bijvoorbeeld, konden langer geprogrammeerd staan omdat ze meer toeschouwers konden trekken, want zij konden nu in kortere tijd aanzienlijke afstanden afleggen. Een grote ster als Pauline Viardot (1821–1910) – een van de drie beroemdheden die centraal staan in het boek – kon avond na avond volle zalen trekken en veel geld verdienen.
Behalve de operaster volgt Figes in zijn boek haar man, kunstcriticus, activist en vertaler Louis Viardot (1800–1883), en haar minnaar, schrijver Ivan Toergenjev (1818–1883). Vanwege hun kennis van andere talen en culturen en hun invloed bij het introduceren van nieuwe kunst bij de stedelijke voorhoede beschouwt Figes hen als culturele bemiddelaars met een belangrijke positie in het Europese cultuurlandschap van de negentiende eeuw. George Sand, Gustave Flaubert, Clara en Robert Schumann, Ary Scheffer, Frédéric Chopin, Franz Liszt en Fjodor Dostojevski: haast niemand uit de Europese culturele elite lijkt níét de wegen van de Viardots en Toergenjev te hebben gekruist.
Figes concentreert zich vanaf het begin op de kunstmarkt: hoe waren de kunsten georganiseerd? Hoeveel geld werd er verdiend en wie kreeg welk aandeel? Figes laat zien hoezeer de markt in de negentiende eeuw de kunstwereld begon te bepalen, in tegenstelling tot de (adellijke) mecenassen in de eeuwen daarvoor. Die zakelijke, marktgerichte invalshoek is vernieuwend en interessant, en laat goed zien dat pr, marketing en sponsoring belangrijk werden. Bij premières werden bijvoorbeeld ‘claqueurs’ ingehuurd om luid te juichen of juist onophoudelijk boe te roepen, afhankelijk van wie ze betaalde. Sommige pianisten speelden enkel op piano’s van één pianobouwer omdat ze daar een contract mee hadden. De pianobouwers hoopten zo nieuwe kopers te werven onder de luisteraars.
De keerzijde van de toenemende macht van de markt was dat een groot deel van de kunstenaars slechts met moeite of zelfs helemaal niet rond kon komen van hun werk. Lesgeven vormde zeker voor muzikanten en schilders een belangrijke bron van inkomsten, net als de verkoop van bladmuziek of reproducties. Door piraterij en – zeker in het begin van de eeuw – matige bescherming en handhaving van het auteursrecht, waren die inkomsten echter slechts een fractie van wat ze hadden kunnen zijn. Tegelijkertijd werden artiesten die veel geld verdienden – zoals Pauline Viardot – soms argwanend of met jaloezie bekeken. Ze zou geldbelust zijn en daardoor geen échte kwaliteit leveren.
Europeanen is ambitieus en breed in opzet en alle kunstvormen komen aan bod, van schilderkunst tot literatuur, theater en muziek. Vanwege de achtergrond van de hoofdfiguren, de Viardots en Toergenjev, komen de (Russische) literatuur en muziek het vaakst aan bod, maar Figes zorgt ervoor dat hij belangrijke ontwikkelingen daarbuiten – bijvoorbeeld de opkomst van het buiten schilderen en het impressionisme – niet vergeet. De hoeveelheid details en dwarsverbanden die Figes noemt is indrukwekkend. Stukken over de kosten en opbrengsten van voorstellingen of exposities worden afgewisseld door smeuïge verhalen over het intieme leven van bijvoorbeeld Pauline Viardot en Toergenjev. Zou hij nou wel of niet de vader zijn van haar jongste zoon Paul?
De Europese (kunst)netwerken brengt Figes zeer uitgebreid en overtuigend in kaart, en internationaal georiënteerde kunstenaars zoals de gevolgde hoofdpersonages zijn duidelijk niet alleen door nationale kunststromingen gevormd. Toch blijven een paar onderliggende vragen knagen. Hoe verhoudt de kosmopolitische instelling van veel kunstenaars zich tot de eveneens sterk aanwezige overtuiging dat kunstuitingen bepaalde nationale kenmerken (behoren te) bezitten? Waaruit bestaat die gemeenschappelijke Europese cultuur nu precies, waarom vielen de werken bij zo velen in de smaak? Door de focus op de manier waarop de technologieën, ideeën en kunstvormen zich verspreidden lijkt Figes die waarom-vraag soms uit het oog te verliezen. De vraag hoe ‘Europees’ de minder vooraanstaande en gefortuneerde Europeanen zich voelden – zij die geen dure operakaartjes konden kopen bijvoorbeeld – zou ook nog een interessante toevoeging zijn.
Dat neemt niet weg dat Figes met Europeanen een indrukwekkende prestatie levert. Het boek is onderhoudend, vol kennis en gebaseerd op gedegen onderzoek. De inhoud is fascinerend en actueel, ondanks de 150 jaar die ons van de Viardots en Toergenjev scheiden, en zeer goed leesbaar, ondanks de vele namen, plaatsen, jaartallen en geldbedragen. Een ideaal boek voor de geïnteresseerde Europeaan, in de trein van Brussel naar Parijs bijvoorbeeld. En dan is het bijna jammer dat dat traject tegenwoordig geen twaalf uur meer duurt.
Lees verder:
- Nexus 70, ‘De terugkeer van Europa’.