Handboek voor de moderne Stoïcijn
Massimo Pigliucci & Gregory Lopez
Vertaald door Ruud van de Plassche
Ten Have, 2019
Door Derek van Zoonen, promovendus filosofie, Rijksuniversiteit Groningen
‘Het is niet zomaar iets waar we over discussiëren,’ aldus Socrates in Plato’s Staat, ‘maar de manier waarop we moeten leven.’ Deze vraag beïnvloedde al het antieke ethische denken dat na hem kwam. Zowel Plato en Aristoteles alsook de stoïcijnen opereerden binnen dit socratische raamwerk. Centraal stond niet de vraag welke handelingen we wel of niet mogen of moeten doen, maar hoe een geslaagd en gelukkig leven eruitziet. In de woorden van Seneca, een van de beroemdste stoïcijnen: ‘Filosofie kneedt en vormt de ziel, ze ordent het leven, ze gidst ons gedrag,’ ja, ‘zonder filosofie kan niemand zonder angst leven en gemoedsrust vinden.’
Met hun Handboek voor de moderne stoïcijn introduceren Massimo Pigliucci en Gregory Lopez de stoïcijnse filosofie als zo’n ‘manier van leven.’ De auteurs zijn beide praktiserend stoïcijn en maken deel uit van de nieuwe golf stoïcijnse filosofie – ook wel het ‘nieuwe stoïcisme’ genoemd – die de laatste jaren een enorme vlucht genomen heeft en opmerkelijk genoeg vooral in Silicon Valley met open armen ontvangen is als nieuwe life hack.
Het boek is een prettige leesbare, eigenzinnige inleiding in de filosofie van de stoïcijnen. Hun gedachtengoed wordt geïntroduceerd als een filosofie van de straat die daadwerkelijk met de voeten in de modder geleefd in plaats van bediscussieerd moet worden. De auteurs menen namelijk dat ‘stoïcisme ruwweg één deel theorie op negen delen praktijk’ is. Deze focus op de praktijk is verfrissend: hoewel veel zulke inleidingen er maar al te graag, en al te populair, op hameren hoe praktisch de stoïcijnse filosofie wel niet is, zijn er helaas maar weinig boeken die de daad bij het woord voegen en concreet laten zien hoe je de antieke levenslessen dan precies in je leven kunt integreren, mocht je dat willen.
Wat het boek drijft, is de gedachte dat zelfs als we weten wat het goede is dit nog niet automatisch betekent dat we het goede ook daadwerkelijk doen. ‘Er is,’ zo merken Pigliucci en Lopez terecht op, ‘een wezenlijk verschil tussen een levensfilosofie begrijpen […] en die [levensfilosofie] verinnerlijken, wat alleen te verwezenlijken is door herhaalde praktische toepassing.’
Om die kloof te dichten, heeft het boek de vorm van een praktisch, zelfhulpachtig ‘werkboek,’ een ‘doe-boek vol eeuwenoude lessen’ dat niets minder beoogt dan ‘je leven in een jaar tijd werkelijk te veranderen’ aan de hand van 52 ‘oefeningen’. Het is geen toeval dat Epictetus de filosofie graag vergelijkt met athletische training: zoals het hard werken is om gespierd te worden of marathons te kunnen lopen, zo kost het ook bloed, zweet en tranen om een goed mens te worden.
Pigliucci en Lopez’ wekelijkse oefeningen beginnen met een relevante, moderne probleemschets die ons, 21e-eeuwse westerlingen, bekend voor zou moeten komen. Alice kan niet slapen omdat ze allerlei doemscenario’s omtrent haar functioneringsgesprek in haar hoofd afspeelt, Valeries vrienden vinden dat ze wel heel erg graag over zichzelf praat en te veel foto’s op Instagram deelt, en Henry slaat z’n lunch over om productiever te zijn, maar wordt vervolgens chagrijnig en begint te dagdromen over pizza’s.
Na deze vignetten volgt steeds een snipper stoïcijnse tekst – vooral van de hand van Epictetus, Marcus Aurelius en Seneca – die relevant is voor het desbetreffende probleem, gevolgd door een toelichting waarin de stoïcijnse theorie wat meer uitgediept wordt. Iedere hoofdstuk sluit af met een praktisch gedeelte: er is een instructie van de oefening (‘dit ga je doen’), er wordt uitgelegd wat het nut is van de oefening (‘dit heb je eraan’), en je wordt uitgenodigd te reflecteren op de oefening en haar effect op jou en je leven (de ‘wekelijkse terugblik’).
Het boek volgt een driedeling afkomstig van Epictetus die het vage adagium van de stoïcijnse filosofie ‘leven overeenkomstig de natuur’ vertaalde naar drie aandachtsgebieden ‘waarin je je moet bekwamen om een volwaardig mens te worden’: het streven en vermijden, het handelen, en het instemmen. Per aandachtsgebied worden er oefeningen aangereikt: je richten op wat in je macht ligt, jezelf harden door kleine lichamelijke ontberingen, jezelf herinneren aan de vergankelijkheid van alles, leren omgaan met beledigingen, leren minder over jezelf te praten, ’s avonds een moment inbouwen om in je dagboek te schrijven, enzovoorts.
Een van de grondtonen van het boek wordt gevormd door wat de auteurs de ‘stoïcijnse tweedeling’ noemen: sommige dingen liggen wel en andere liggen niet in onze macht. Hoewel het bijvoorbeeld niet in mijn macht ligt wat er in de wereld gebeurt, wat andere mensen van mij vinden, en of ik ziek word, ligt het wél in mijn macht hoe ik daar op reageer. En dat heeft baanbrekende gevolgen, zo beloven Pigliucci en Lopez, want als we ‘onszelf erin trainen alleen te streven naar wat volledig in onze macht ligt, dan zullen we, in een heel reële betekenis, een kalm gemoed hebben omdat we altijd krijgen wat we willen!’
Dat niet alleen, deze tweedeling geeft ons ook de mogelijkheid grip te krijgen op negatieve gevoelens. Volgens de vernuftige stoïcijnse analyse gaat er namelijk altijd een cognitie schuil achter onze emoties. ‘Het zijn niet de dingen zelf die ons van slag brengen,’ aldus Epictetus, ‘maar onze meningen over de dingen.’ Als ik bijvoorbeeld bang ben voor de dood, betekent dit dat ik de overtuiging heb dat de dood iets slechts is, anders zou ik geen angst ervaren. Door grip te krijgen op mijn overtuigingen, die in mijn macht liggen, kan ik dus grip krijgen op mijn hinderlijke emoties.
Het kan geen toeval zijn dat het stoïcisme altijd enorm veel aantrekkingskracht uitgeoefend heeft in extreme tijden van onzekerheid, oorlog, ziekte, en dood. Marcus Aurelius schreef zijn Overpeinzingen te midden van een pestuitbraak; de Amerikaanse gevechtspiloot James Stockdale overleefde, naar eigen zeggen, een Vietnamees krijgsgevangenenkamp door gebruik te maken van de lessen van Epictetus; en uitgeverij Penguin meldt dat de verkoop van stoïcijnse boeken geëxplodeerd is sinds het begin van de coronacrisis.
De lessen van Pigliucci en Lopez kunnen ongetwijfeld een uitkomst bieden voor mensen die emotionele turbulentie ervaren in een samenleving die ineens radicaal veranderd is en waar ziekte, dood, en chaos meer dan ooit op de loer liggen. Wie plotseling geconfronteerd wordt met de menselijke kwetsbaarheid, voelt er, begrijpelijkerwijze, blijkbaar iets voor zich in zijn ‘innerlijke citadel’ terug te trekken en te doen alsof je ‘een onwrikbare rots [bent] waar de golven stuk op slaan’, om twee metaforen van Marcus Aurelius te lenen.
En inderdaad, als we ons alleen nog richten op wat in onze macht ligt, dan zouden we altijd krijgen wat we willen en nooit krijgen wat we niet willen. Als dat echter te mooi klinkt om waar te zijn, dan is dat misschien omdat dat zo ís: de verzwegen premisse van dit stoïcijnse argument is dat wat waardevol is, niet buiten onze macht kan liggen; dat onze gemoedsrust en ons geluk niet mogen afhangen van dingen die we niet kunnen controleren, dat het goede niet fragiel zou kunnen zijn.
Dat kan een troostende gedachte zijn in barre tijden. Maar wie deze gedachte tot haar uiterste consequenties doordenkt, moet net als Epictetus concluderen dat de dood van een geliefde ons geluk niet kan beïnvloeden: ‘Je moet je bij alles afvragen wat het werkelijk is. […] Indien je je kind innig omhelst, bedenk dan dat je maar een mens omhelst. Dan zal ook z’n sterven je niet in verwarring brengen.’ Het is maar de vraag of we dit soort excessen kunnen bagatalliseren met behulp van het feit dat Epictetus ‘misschien gewoon een tikkeltje botter [is] dan vriendelijker naturen als Seneca’, zoals Pigliucci en Lopez menen.
Lees ook:
- Wat zou Aristoteles doen? – Edith Hall