Het gezicht van een wereldrijk
Simon Schama
Atlas Contact, Amsterdam, 2016
Door Simone Vermeeren, historica en Nexus-redacteur
Ottawa, 1941. Nadat hij een toespraak heeft gegeven voor het Canadese parlement, loopt Winston Churchill een aangelegen kamer binnen. Bij het opengaan van de deur deinst hij echter terug voor een oogverblindend licht: een rij felle schijnwerpers is op hem gericht. Voor hem staat de Armeense fotograaf Yousuf Karsh, die zich daar heeft opgesteld met het doel Churchill vast te leggen voor de society-tijdschriften. Een herculische opgave. Niet alleen moet het portret Churchill afbeelden als de levende incarnatie van het verzet tegen het fascisme, op zichzelf al een moeilijke opdracht; ook is het onderwerp van het portret niet bepaald in de stemming. Churchill heeft een slechte nacht achter de rug, al een paar scotch and soda’s achter de kiezen en geen zin in een fotoshoot. In een fractie van een seconde besluit Karsh dat die getergde Churchill het icoon is dat hij zoekt. Hij loopt op de minister-president af en trekt de kenmerkende sigaar uit diens mond. Churchill briest, zet een hand op zijn heup en Karsh drukt af. De brullende leeuw is vereeuwigd.
Simon Schama’s laatste boek bevat duizend-en-een soortgelijke historische anekdotes. Het gezicht van een wereldrijk. Groot-Brittannië in portretten laat zich dan ook lezen als een geschiedenis van het eens machtige Britse koninkrijk, zonder daarbij de donkere bladzijdes uit dit verleden over te slaan. Het boek bestaat uit vijf delen en evenveel thema’s: macht, liefde, faam, het zelfportret en het volk. Aan de hand van zo’n tien geschilderde of gefotografeerde portretten per thema vertelt Schama over de koningen en koninginnen, de aristocraten en politici, de schrijvers en dichters, de acteurs en artiesten van het koninkrijk, van grofweg de Tudor-dynastie (1485-1603) tot de dood van zangeres Amy Winehouse in 2011.
In het ene verhaal staat de kunstenaar centraal, in het andere juist het model, en met enige regelmaat blijkt er tussen schilder en model een relatie te bestaan die ook de moeite van het vertellen waard is. De stijl en afbeelding op het schilderij of de foto in kwestie worden door Schama benoemd en zonder uitzondering geprezen – hij selecteerde de kunstwerken immers zelf – maar zijn steeds ondergeschikt aan de geschiedenissen die hij wil vertellen. Dat laatste is niet verwonderlijk. Schama is nu eenmaal één van de meest geprezen publiekshistorici van deze tijd vanwege zijn fenomenale vertelkunst, die hij eerder al demonstreerde in publicaties als Overvloed en welbehagen. De Nederlandse cultuur in de Gouden Eeuw (2005) en De geschiedenis van de Joden (2013) en als presentator van diverse documentairereeksen op de BBC, met A History of Britain (2000) als hoogtepunt.
In deze nieuwe, lijvige geschiedenis van Groot-Brittannië maakt Schama zijn reputatie als groot verhalenverteller waar, maar vergaloppeert hij zich wel. Zijn ambitie om aan de hand van portretten de geschiedenis van Groot-Brittannië de revue te laten passeren, pakt namelijk niet overal even goed uit. Dat komt deels door de chaotische opzet van het boek; thematiek en chronologie strijden met elkaar om de boventoon. Bovendien zorgt Schama’s neiging om de lezer te overstelpen met details ervoor dat het eerste deel van het boek, getiteld ‘Het gezicht van de macht’, enigszins stroef leest. De namen van schilders en hun modellen, politici, koningen en hertogen, koninklijke minnaressen en ambitieuze courtisanes uit verschillende generaties buitelen over elkaar heen, waardoor de lezer al snel elk chronologisch houvast verliest en het overzicht van de vele volgens Schama onmisbare hoofdrolspelers kwijtraakt.
Absoluut verwarrend is het hoofdstuk ‘Drakenadem’. Daarin beschrijft Schama niet alleen de stamboom van de Britse knuffelpiraat Francis Drake, maar ook die van diens tegen- en medestanders in binnen- én buitenland. Daarop volgt een niet al te beknopt overzicht van de belangrijkste reformatorische stromingen in het Europa van de zestiende eeuw; en als klap op de vuurpijl ook een opsomming van de namen van vrijwel alle schepen die in dezelfde eeuw de wereldzeeën bevoeren.
Tegelijkertijd schuilt in al die details ook de kracht van het boek. In de meeste andere verhalen zijn het juist kleine, op het eerste gezicht onbelangrijke details die spanning opbouwen, waardoor de lezer het hele hoofdstuk in één ruk wil uitlezen – zoals het afpakken van de sigaar in de scene met Churchill. Een boze tekenleraar uit het verhaal ‘De lichamen van vrouwen’ krijgt een levensecht gezicht door de optekening van zijn woorden: ‘Je papier is gekreukt, je potlood is bot, je ezel wiebelt, je zit in je eigen licht, je tekening is afschuwelijk slecht en nu huil je en je hebt niet eens een zakdoek.’ Schama weet zelfs twee miniaturisten, die toch eenzelfde stijl hanteren, van elkaar te onderscheiden door te kijken naar de vetpuisten op de kin van lord protector Oliver Cromwell. Het onderzoek dat vooraf ging aan de optekening van al deze verhalen is grondiger dan menig wetenschappelijk onderzoek, en is overigens niet alleen Schama’s verdienste. Hoewel hij de chroniqueur is van de verhalen, is het leeuwendeel van het werk verricht door de National Portrait Gallery in Londen.
Niet alleen het onderzoek, maar ook Schama’s geraffineerde stijl en persoonlijke noot maken dat, ondanks de incidentele overdosis aan feiten en namen, het merendeel van de verhalen een feest is om te lezen. Een herinnering aan de ene keer dat hij de genoemde Amy Winehouse in persoon ontmoette, waarbij hij memoreert aan het visgerecht dat de zangeres op dat moment voor haar neus had staan, of het sarcastische amor vincit omnia dat hij fijntjes toevoegt aan een beschrijving van een onbenullig ruzietje van een pasgehuwd stel, zijn daar treffende voorbeelden van.
De samenwerking met de Londense portrettengalerij ging Schama niet alleen aan voor dit boek; ook maakten beide partijen samen met de BBC een gelijknamige televisieserie, die niet toevallig bestaat uit vijf thema’s. In deze serie komen de hoogtepunten uit het boek, op ingenieus vervlochten wijze, nog eens voorbij. Dit resulteert in een prachtige wisselwerking en een werkelijke hommage aan de portretkunst en de kunstliefhebber in het algemeen. Schama mag dan een erudiete kunstcriticus zijn, het plezier dat zowel van het scherm als de pagina afspat, is dat van een van enthousiasme stuiterende amateur.
De lezer doet er overigens goed aan om eerst het boekdeel af te ronden voordat hij zich wendt tot de bijbehorende aflevering. Schama’s prachtige omschrijvingen kunnen de verbeelding van de lezer dermate prikkelen dat het niet geeft dat niet alle behandelde schilderijen en foto’s in het boek zijn afgebeeld. De serie biedt veel meer beeldmateriaal dan het boek, maar geeft veel weg van de verrassende en unieke wendingen die sommige hoofdstukken nemen. Een deel van de charme van het boek gaat dus verloren wanneer de lezer door het zien van een aflevering al weet welke kant het verhaal op gaat.
Het gezicht van een wereldrijk bevat bijna vijftig geschiedenissen, over prominente en onbekendere Britten en de verhalen die hun portretten tot de dag van vandaag blijven vertellen: een ode aan het verleden van een koninkrijk. Het is niet ondenkbaar dat Schama, meesterverteller en aanbidder van de muzen, zelf over honderd jaar nog eens wordt opgenomen in een nieuwe bloemlezing met Grote Britten.