detail_hrabal-cover

Lieve Dubenka

Bohumil Hrabal
Pegasus, Amsterdam, 2015

 

Door Thomas Heij, filosoof en Nexus-redacteur

Eind vorig jaar verscheen er een klein boekje dat drie eigenaardige, maar prachtige brieven bevatte. Die brieven, uitgegeven onder de titel Lieve Dubenka, zijn geschreven door een van de grootste Europese verhalenvertellers: de Tsjechische schrijver Bohumil Hrabal.

De brieven zijn gericht aan April Gifford – ‘duben’ is Tsjechisch voor ‘april’ en ‘ka’ is het verkleinwoord, vandaar ‘Dubenka’. Toen zij Hrabals Praagse stamkroeg de Gouden Tijger binnenstapte wist hij meteen dat ‘zijn toekomst in haar ogen lag’. Aan haar schreef hij verschillende brieven, maar hij verstuurde ze nooit.

In Nederland is Hrabal nog betrekkelijk onbekend, maar sinds Kees Mercks verhalen uit zijn zeer omvangrijke oeuvre vertaalt naar het Nederlands, kent hij hier een trouw groepje lezers. Want wie eenmaal begint met het lezen van Hrabal, wil waarschijnlijk niet meer stoppen.

Bier en boeken
Hrabals bekendste verhalen zijn Al te luide eenzaamheid, Ik heb de koning van Engeland bediend en Zwaarbewaakte treinen  – het laatste is prachtig verbeeld in een zwart-witfilm van Jiří Menzel. In zijn vertellingen zijn altijd elementen uit zijn eigenaardige leven verweven.

Hij groeide op in een bierbrouwerij in Nymburk en studeerde rechten, totdat de universiteiten gesloten werden in de Tweede Wereldoorlog. Hij werd perronchef en baseerde Zwaarbewaakte treinen op de ervaringen die hij in die periode opdeed. Onder het communistische regime werkte Hrabal in de hoogovens van Kladno, en vervolgens in een papierverwerkingsbedrijf – hij die zoveel boeken zou schrijven, moest ze eerst vernietigen. Daarna was hij eerst nog toneelknecht, voordat hij zich uiteindelijk op het schrijven stortte.

Zijn eerste werken werden door het communistische regime in de ban gedaan, hoewel hij zich niet nadrukkelijk politiek uitliet en zijn kritiek altijd subtiel was. Milan Kundera zei daar ooit over dat ‘een boek van Hrabal meer vrijheid van geest teweegbracht, dan alle anderen, met acties, gebaren en luidruchtige protesten’. Hrabals boeken verschenen daarom als samizdat-uitgaven en ondanks het verbod groeide hij uit tot een schrijver van wereldfaam.

In vrijwel alle recensies en artikelen over Hrabal wordt zijn dood vermeld, omdat de omstandigheden bijzonder waren en zelfmoord een terugkerend thema is in zijn werken. Toen hij in 1997 bij het voeren van de duiven uit het raam viel van de vijfde verdieping van het Bulovka ziekenhuis, was het maar de vraag of dat een ongeluk was.

Gebarsten kop
Mercks memoreert in zijn nawoord bij Lieve Dubenka dat Hrabal in de hoogovens ooit een stalen balk tegen het hoofd kreeg. Het kostte hem net niet zijn leven, maar gaf hem wel een ‘barst in zijn kop’, terugkerende migraine en ‘gekte’. Volgens Mercks is Hrabals grootse schrijverschap daarmee begonnen, omdat hij een uitkering kreeg en zich op het schrijven kon richten. Maar het lijkt ook alsof Hrabals waanzinnige, stoere verhalen en de heerlijke overdaad aan details en eindeloze stroom associaties, uit die barst in zijn kop spatten.

Typerend is een van zijn eerste werken, in het Engels vertaald als Dancing Lessons for the Advanced in Age, waarin een oude man eindeloos doorratelt en zijn hele leven opbiecht aan drie zonnebadende vrouwen in bikini. Het boek bestaat uit slechts één lange, uit de hand gelopen zin, waarin verschillende anekdotes strijden om voorrang.

Hrabals schrijfstijl is een volmaakte stream of consciousness met een eigenzinnige logica van herhalingen. Zijn onderwerpen zijn alledaags: katten, bier, eten, de stad Praag, de mensen om hem heen. Van kroegpraatjes en sterke verhalen tot herinneringen aan hoe in zijn jeugd stukken vlees op een bepaalde manier lagen te spetteren in het vet. Hij weet kleine dingen met humor en gevoel te verbinden aan grote menselijke gevoelens van schuld, jaloezie, prestatiedruk, tederheid en liefde.

De katten
Lieve Dubenka is een mooie springplank voor een duik in de wereld van Hrabal: je hebt het zo uit en proeft meteen wat de belangrijke thema’s zijn in zijn oeuvre. Een van die thema’s is zijn liefde voor de katten die hij verzorgde in zijn huis in Kersko, en die hem aan het eind van zijn leven overeind hield.

In een eerder verhaal, Autootje, in de bundel Praagse Ironie, krijgt een van zijn poezen jonkies en barst zijn vrouw in tranen uit, omdat ze niet weet wat ze met nog meer katjes aan moeten. Zijn poes kijkt hem verliefd aan, en Hrabal kijkt verliefd en trots terug. Een paar zinnen later stopt hij die pasgeboren poesjes een voor een in een grote postzak, om ze in het bos tegen een berkenstam dood te ranselen.

Als hij de zak in een zelfgegraven graf leegschudt, liggen de jonge poesjes erbij als de dode lichamen op de plaatjes van nazigraven. Na de poezenmoord wordt Hrabal bijna een jaar lang iedere ochtend badend in het zweet wakker uit nachtmerries:

“En tijdens die vroege ochtenden stelde ik me geheel ontredderd door al die zelfverwijten voor dat iedereen onder net zulke zelfverwijten gebukt moest gaan die aan oorlogen heeft deelgenomen en miljoenen onschuldige mensen de dood in heeft gejaagd, dat iedereen daaronder gebukt moet gaan die miljoenen mensen uit hun huizen en omgeving heeft verjaagd, en het schoot door me heen dat ik, die al instort bij de gedachte aan het doodslaan van katten en dat er katten van me zouden zijn weggelopen, hoe heftig zou ik dan wel niet instorten als ik een mens zou hebben gedood?”

Zo contrasteert Hrabal simpele tederheid met de wreedheden uit de oorlog, en op die manier is de onbevattelijkheid van oorlog toch te bevatten.

Lieve Dubenka
Als de eerste brief in Lieve Dubenka begint met ‘Mijn lieve kleine poezeke is gestorven. Eigenlijk verdwenen.’ weten we dus hoeveel dat voor hem betekent. Vervolgens schiet hij weg in associaties over Flaubert, Dostojevski en Hölderlin aan de hand van een getrokken tarotkaart.

In brief twee – Praag, stad van verborgen herseninfarcten – doet zijn migraine hem denken aan de Memoires van een gek van Flaubert, aan de gekte van zijn lievelingsoom Pepin. Ook duikt een spreuk van Descartes op, larvatus prodeo, ‘gemaskerd door het leven’. Hrabal verwijst met die spreuk naar zichzelf en zijn neiging om zich in te leven in anderen en zo dus ‘gemaskerd’ door het leven te gaan. Hij schreef zijn driedelige autobiografie Verschoven zelfportret bijvoorbeeld vanuit het perspectief van zijn vrouw Pipsi.

In die autobiografie zien we hem worstelen met zijn prestatiedrang, wat hij het ‘nummer één willen zijn’ noemt, maar in de brieven aan Dubenka worstelt hij juist met de gevolgen van zijn roem. Een zekere Jiřinka komt hem bijvoorbeeld herhaaldelijk dronken opzoeken in de Tijger, om een kind van hem te eisen. En wanneer hij in de derde brief in het Bulovka ligt, komen een dame en een heer van de stichting Voer de Vogeltjes aan zijn bed, op zoek naar de Grote Schrijver Hrabal voor een donatie. Net als Jiřinka krijgen ze van Hrabal herhaaldelijk te horen dat ze kunnen opsodemieteren!

Hrabal schrijft net zo makkelijk over de vangst van een drie kilo zware meerval als over de aard van een ware kunstenaar. Uit kleine, persoonlijke observaties weet hij met zijn geweldige associatievermogen te komen tot grote thema’s die ieder mens aangaan. Wie nog nooit van Hrabal gehoord had, zal na Lieve Dubenka al zijn verhalen lezen, en daarna eisen dat zijn overige brieven ook uitgegeven worden.