detail_machtenonmacht

Macht en onmacht

Tinneke Beeckman
De Bezige Bij, Amsterdam, 2015

 

Door Thomas Feijen, historicus

Enkele dagen na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo gingen vier miljoen Fransen de staat op. Tegen het geweld, voor de Republiek en haar liberté, fraternité en égalité. Sommigen noemden het een ‘hoogdag voor de democratie’, anderen vonden de manifestaties juist respectloos en islamofoob. Op het moment van schrijven is het nog de vraag hoe men zal reageren op de recente aanslagen in Parijs. Voor filosofe Tinneke Beeckman was de aanslag op Charlie Hebdo in ieder geval aanleiding om de noodklok te luiden en de Verlichtingswaarden te verdedigen.

In haar vorige boek, Door Spinoza’s lens, liet Beeckman zien hoe relevant de ideeën van Spinoza nog zijn. Spinoza was de grote voorloper van de Verlichting en in haar nieuwe boek Macht en onmacht stelt Beeckman dat de Verlichtingswaarden inmiddels zwaar onder druk staan. Het streven naar waarheid, gelijkheid en redelijkheid is verloederd, en in de politiek en moraal is de menselijke maat aan het verdwijnen.

Typerend daarvoor zijn volgens Beeckman de reacties op aanslag op de redactie van Charlie Hebdo. Die aanslag was een aanslag op de vrijheid van meningsuiting – een van de Verlichtingswaarden. De cartoonisten waren links, antiracistisch en maatschappelijk geëngageerd en voor hun vlijmscherpe satire was nu eenmaal niemand veilig: de politiek niet, en ook religies niet. Maar wie de straat op ging om die vrijheid van meningsuiting te verdedigen, kreeg kritiek te verduren. Volgens de Franse historicus Emmanuel Todd bijvoorbeeld was de ‘islamofobe middenklassen hiermee naar buiten getreden’. Die kritiek op degene die de vrijheid van meningsuiting verdedigden is volgens Beeckman volledig onterecht en komt voort uit het postmoderne en neoliberale denken.

Postmodernisme
Het postmodernisme ondermijnt de democratie, volgens Beeckman, omdat het waarheidsuitspraken uitsluit. In de postmodernistische filosofie is waarheid namelijk een sociale constructie en bepaald door omstandigheden. Zo beweerde Foucault dat kennis slechts een tijdelijke stand van zaken weergeeft, waarbij verschillende discoursen tegen elkaar opboksen om de waarheid te bepalen. Ook iemand als Jacques Derrida hoort bij de postmodernisten, ook al nam hij zelf afstand van die term. Derrida stelde dat taal nooit de werkelijkheid kan beschrijven, omdat het een constructie is en daarom veranderlijk in tijd en betekenis. In Martin Heidegger ziet Beeckman de grote inspirator voor het postmodernisme. Zijn ideeën over zijnsvergetelheid, authenticiteit en de geworpenheid van de mens beïnvloedden de postmodernisten, die daardoor lijnrecht tegen de Verlichting, het humanisme en de maakbaarheid van de mens ingingen.

Hoewel Beeckman zelf ook niet gelooft in absolute waarheden, wil ze wel de mogelijkheid om onwaarheden te ontmaskeren. Dat kan door iets meer of minder waarachtig te noemen. Ze schaart zich achter de Britse ethicus Bernard Williams, die een geloof in waarheid en waarachtigheid noodzakelijk achtte voor elke samenleving. Daaraan voegt ze toe dat verleden en traditie belangrijk zijn: “Wie het verleden of de traditie aantast, vernietigt de mogelijkheid om een authentiek leven op te bouwen.” Zonder kennis van het verleden kunnen we nieuwe fascistische regimes niet ontmaskeren en het gevaar van populistische politici niet inzien.

Economisme
Na het postmodernisme ontleedt Beeckman het economisme: de obsessie met economie in onze samenleving. Elk beleid vertrekt tegenwoordig vanuit een kosten-batenanalyse en elke persoonlijke handeling wordt afgeschoven op sociaaleconomische omstandigheden. Zo wordt radicalisering bij jongeren vaak verklaard uit discriminatie, armoede en schooluitval. Volgens Beeckman schieten die verklaringen tekort. Enerzijds zijn er heel wat armen die niet radicaliseren, anderzijds zijn er heel wat radicalen die uit de middenklasse komen.

Er zijn andere, meer aannemelijke, verklaringen, bijvoorbeeld het handelen uit religieuze overtuiging. Dat we daaraan zo snel voorbijgaan komt volgens Beeckman door de ‘onttovering van de wereld’. Ze citeert de Franse historicus Marcel Gauchet, die voortbouwde op dit beroemde idee van Max Weber. De Westerse wereld is volgens hem zo onttoverd, dat we ons niet meer kunnen voorstellen dat mensen zich laten leiden puur uit religieuze idealen. De huidige aanpak van radicalisering vertrekt te veel vanuit een seculier denkkader. Er zou veel meer aandacht moeten zijn voor de belevingswereld van de betrokkene.

Het postmodernisme heeft volgens Beeckman de weg vrijgemaakt voor het economisme: “Wie waarheid slechts voorstelt als een sociale constructie, als gevolg van een meerderheids- of machtsdiscours, geeft een vrijkaart voor een economisch neoliberaal beleid.” Het postmodernisme heeft alle idealen afgevoerd, en kijkt, net als het economisme, alleen naar omstandigheden. Daardoor begrijpen we niet meer dat er mensen zijn die bereid zijn om voor hun idealen te sterven.

Deze ontwikkelingen leiden tot angst en wantrouwen in onze samenleving. De veiligheidsmaatregels, die na de tweede terreuraanslag in Parijs verder opgevoerd zullen worden, zetten ook onze privacy onder druk. We voelen ons beperkt in ons denken en in de uitspraken die we doen. Tegelijkertijd zijn ook de traditionele gezagsdragers – de kerk, politiek en media – hun macht aan het verliezen.

Moed en nederigheid
Wat we nodig hebben is vertrouwen, moed en zelfkennis. De authenticiteit, redelijkheid en zelfkritiek die we kennen uit de Verlichting moeten weer hoog in het vaandel komen te staan. “Wat meer zelfkennis, kritisch methode en de volharding om angst te overwinnen, dat hebben we nodig,” besluit Beeckman. Want zelfkritiek beschermt niet alleen tegen religieus fanatisme, maar ook tegen ranzig racisme.

Macht en onmacht is het meest overtuigend in de delen over het postmodernisme en het neoliberalisme. Beeckman toont duidelijk aan hoe schadelijk beide stromingen zijn voor onze samenleving en haar kracht is dat ze actuele voorbeelden weet te verbinden met filosofische theorie. Macht en onmacht is geen boek over de Verlichting, daarvoor staat het thema teveel op de achtergrond. De historische context en het belang van die Verlichtingswaarden hadden meer op de voorgrond mogen komen, maar Beeckmans tijdsdiagnose is messcherp.

Beeckman vraagt van ons meer moed en tegelijkertijd meer nederigheid. De waarheid heeft niemand in pacht, maar het streven naar waarachtigheid zou iedereen moeten durven najagen. Dat kan door nederig te lezen wat er al is geschreven, door te kijken naar wat er al is gebeurd en door te luisteren naar wat al werd gecomponeerd. Daaruit ontstaat vervolgens ons eigen handelen. Beeckman citeert Newton: “wij zijn dwergen op de schouders van reuzen.” De dringende opdracht die ze de lezer meegeeft: we moeten de confrontatie met onszelf aangaan en bouwen op het verleden.