9789046827000

Mathilde

Leïla Slimani
vertaald door Gertrud Maes
Nieuw Amsterdam, 2020

 

Door Anna Visser, literair vertaler Engels

Al in de eerste paar bladzijden wordt duidelijk dat Mathilde geen gewone vrouw is: ze huilt omdat ze medelijden heeft met een muilezel die wordt afgeranseld; tijdens bombardementen in Mulhouse bezweert ze haar angsten door zichzelf te bevredigen; en als ze tegen de zin van haar man meegaat om te borrelen met zijn oude legermaten en zij haar totaal niet serieus nemen, bekogelt ze hen in het donker stiekem met meloenpitjes. Mathilde is dus een vrouw met pit, en dat botst hard met de normen en waarden van het Marokko van de jaren vijftig.

Mathilde is het eerste deel uit een driedelig familie-epos van de Frans-Marokkaanse schrijfster Leïla Slimani, gebaseerd op haar herinneringen aan haar moeder en grootmoeder. Het verhaal begint in 1946, vlak na de Tweede Wereldoorlog. De jonge Franse vrouw Mathilde valt als een blok voor Amine, een knappe Marokkaanse officier in dienst van het Franse leger. Ze trouwen en hij neemt haar mee naar Marokko. Eerst wonen ze een tijd bij zijn familie in de Berima, de oude medina van Meknès en later verhuizen ze naar de familieboerderij op het platteland, zo’n 25 kilometer van Meknès vandaan.

Het kersverse paar heeft het niet bepaald makkelijk. De grond is hard en droog en de boerderij is weinig meer dan een verzameling beschimmelde betonnen gebouwtjes. In de brieven die ze naar haar zus Irene en vader George thuis in Mulhouse stuurt, doet Mathilde alsof haar nieuwe leven een sprookje is, maar in werkelijkheid is het leven op de boerderij  zwaar en eenzaam. Als vrouw heeft Mathilde een totaal andere positie dan ze in Frankrijk gewend was, en als gemengd koppel vindt het duo moeilijk aansluiting.

Voor dit laatste heeft Slimani een prachtige metafoor bedacht, die mooi past bij het leven op de boerderij en hun gezinnetje:

Amine toonde [zijn dochtertje] Aïcha de tak van een citroenboom, die hij in zijn hand hield, en met het topje van zijn wijsvinger, waarvan de nagel altijd vies was van de aarde, wees hij op de twee grote witte knoppen die zich daar hadden gevormd. Met een mes maakte hij een diepe snede in de stam van de sinaasappelboom. ‘Kijk nu goed.’ Voorzichtig duwde hij de citroentak, die als oogent was aangesneden, in de inkeping in de boom. ‘Ik ga een arbeider vragen om er stopverf op te doen en hem op te binden. En bedenk jij maar eens een naam voor deze rare boom.’

De boom krijgt de naam ‘cisisboom’, maar de vruchten die de boom voortbrengt zijn citroen noch sinaasappel en zijn veel te bitter om op te eten. Niet geheel toevallig is voor in het boek een citaat van Édouard Glissant uit L’intention poétique te vinden: ‘De verdoemenis van dit woord: rassenvermenging, laten we het in koeienletters op de bladzijden zetten’.

Mathilde is slechts één van de parade aan bonte vrouwelijke personages in dit boek, die allemaal op hun eigen manier op zoek zijn naar vrijheid. De een is bloedmooi, een ander heeft een obsceen grote boezem, dochtertje Aïcha is de slimste van de klas en Mathilde zelf is onafhankelijk, koppig en gepassioneerd. De mannelijke personages weten zich niet altijd raad met zoveel spirit en voelen zich nogal eens bedreigd, met als gevolg dat de vrouwen vaak aan het kortste eind trekken. En dat begint al op vroege leeftijd:

Ze kochten een ijsje voor [Aïcha], dat ze op de stoep oplikte, op een manier die haar vader aanstootgevend vond, en uiteindelijk trok hij het hoorntje uit haar hand en gooide het in een vuilnisbak. ‘Zo maak je je jurk vies’, zei hij ter rechtvaardiging.

Slimani laat op krachtige wijze zien hoe vrouwen in Marokko werden onderdrukt. Toch reduceert ze hen niet tot slachtoffers en worden de mannelijke personages ook geen eendimensionale bullebakken. Integendeel: Armine is een zeer interessant personage.

Parallel aan de hang naar vrijheid van de vrouwelijke personages, loopt de ontluikende onafhankelijkheidsstrijd van een heel land, het derde grote thema van dit boek. In de deze strijd nemen vooral de mannelijke personages het voortouw – met een glansrol voor de bijziende, jongere broer van Amine. Voor wie niet bekend is met de Marokkaanse geschiedenis, is die onafhankelijkheidsstrijd misschien wat lastig te volgen: rellende jongemannen, vrouwen die bidden voor de sultan, buitenlanders die en masse vertrekken en Franse burgers wier boerderijen in brand worden gestoken – het is één grote chaos.

Slimani vertelt op een bewonderenswaardige manier het verhaal van al deze vrouwen, mannen, jongetjes en meisjes van verschillende afkomsten. Ze wisselt geregeld van perspectief, waardoor je nu eens in de huid van de kleine Aïcha kruipt, dan weer in die van haar vader, en dan weer in die van de knappe Selma. Aangezien er nog twee delen zullen volgen, zal een deel van deze personages vast terugkomen in de latere boeken. Wat vooral bijblijft zijn de fantastische vrouwen in dit boek, Mathilde voorop, en Marokko zelf: een mateloos interessant land vol tegenstrijdigheden, met een complex koloniaal verleden.