
Misdaad en straf
Fjodor Dostojevski
Vertaald door Hans Boland
Van Oorschot, 2019
Niet voor simpele zielen
Door Florian Jacobs, filosoof en dichter
Voorjaar 2019: het thrillergenre neemt halve boekwinkels in beslag en de London Book Fair is in de ban van true crime. Een mooi moment om misschien wel de beste misdaadroman aller tijden opnieuw te vertalen en uit te geven: Misdaad en straf is fris verkrijgbaar, waar anders dan bij de Russische Bibliotheek van uitgeverij Van Oorschot. De taal dendert, de plot sprankelt, de personages lijken springlevend. Ruim honderdvijftig jaar nadat de oorspronkelijke versie verscheen, is het boek nog altijd onontkoombaar.
In 1866 verschijnt Misdaad en straf voor het eerst, in periodieke vorm verspreid over twaalf edities van het tijdschrift De Russische Bode. Lezers zijn onmiddellijk enthousiast. Het werk is de eerste grote roman van Fjodor Dostojevski (1821-1881), die er al een flink leven op had zitten: hij was onder meer ter dood veroordeeld en toch naar Siberië verbannen, van waar hij pas een paar jaar eerder was teruggekeerd naar de hoofdstad Sint-Petersburg. In Misdaad en straf culmineren vele thema’s die Dostojevski in zijn eerdere werk ook hadden beziggehouden: we treffen de onderkant van de samenleving, die als nergens anders in de Gouden Eeuw van de Russische literatuur een stem en een landschap krijgt. We vinden een diepgravende psychologie, met name in de uiteenlopende karakteriseringen van de hoofdpersoon Raskolnikov. Geen personage in de wereldliteratuur krijgt meer bijvoeglijk naamwoorden toebedeeld. We weten ons gegrepen door de beschrijvingen van Sint-Petersburg, dat Dostojevski zo indringend en nauwkeurig portretteert dat de scènes nog altijd gemakkelijk in te beelden en na te lopen zijn. En bovenal zijn we deelgenoot van een nieuw mensbeeld in de literatuur, een overvloedige mens, een mens die meer wil dan de wereld ooit bieden kan, een gevoelswereld die dermate paradoxaal, incoherent, veelzijdig en waarachtig is dat wie Dostojevski leest, goed leest, begrijpt dat geen mens van nu af aan meer in één woord gevangen kan worden. In Misdaad en straf geeft Dostojevski voor het eerst de moderne mateloze mens een maatstaf, en wel die van de intensiteit.
Dostojevski schrijft ergens dat hij eenvoudigweg een realist is, alleen dan wel eentje in de hoogste zin van het woord: hij wil alle diepten van de menselijke ziel portretteren. Een van de knapste vondsten in Misdaad en straf is dat al dat psychologische gegraaf plaatsvindt in heel kleine ruimtes. De wereld waarin Misdaad en straf zich afspeelt, is niet groter dan Sint-Petersburg; dat Sint-Petersburg is niet groter dan het centrum en de wijken die vanuit daar in een avond te bereizen zijn; zijn straten zijn nauw, zijn pleinen vol, en bovendien woont iedereen in verstikkend kleine kamers. Raskolnikov piekert en peinst over het al dan niet plegen van de moord in een kamer die op een kast lijkt: ‘Zijn ogen en zijn brein snakten naar ruimte.’ De lezer begrijpt: Dostojevski zal hem die ruimte nergens gunnen. Noem het een literair foefje om contrast op te voeren, maar het werkt wonderwel. Contrast is überhaupt een toverwoord bij Dostojevski: de aangrijpendste ontmoetingen zijn steevast verlicht door een schamel kaarsje, en doen denken aan een schilderij van Rembrandt.
Misdaad en straf bestaat uit zes delen. Aan het eind van het eerste deel pleegt Raskolnikov de moord, de andere vijf delen bestaan uit de nasleep ervan. De spanning van het boek zit hem dan ook niet in de vraag wie de moord gepleegd heeft, de plot weet zich gestructureerd middels de waarom-vraag. Zeker in deel twee en drie lijkt de stad te bestaan uit mensen die gefascineerd zijn door de misdaad: is het een uit de hand gelopen diefstal, een geplande roofmoord, een door een of andere buitenissige theorie geïnspireerde agressie? En wat zijn de morele implicaties? Bij Dostojevski bestaat eenvoud zoals gezegd niet: de personages lichten de intenties en consequenties van de misdaad van alle kanten door. Met recht behoort Misdaad en straf tot een van de meest geliefde filosofische romans: het aantal beweegredenen voor menselijk gedrag dat Dostojevski geeft, is duizelingwekkend groot. Bij menig schrijver zou zo veel filosofisch getouwtrek vervelen, maar niet bij Dostojevski. Hij beheerst de comic relief, waarbij we het nationalistisch getinte leidmotief van de Duitse gierigaard of het Poolse onderkruipsel oogluikend toestaan omdat het zo grappig geschreven is. Met Razoemichin kent Misdaad en straf een goudeerlijk karakter dat opluchting brengt. Soms brengt hij een metafoor te berde die je raakt als een vriendschappelijke klap op de schouder. Eén voorbeeld: ‘Bij jou zijn principes net springveren die je beletten je te bewegen zoals je zelf wil.’ En Dostojevski kent de rust van het esthetische moment, zoals wanneer Raskolnikov even stilstaat op een van zijn favoriete plekken van de stad:
De hemel was onbewolkt en het water van de Neva helderblauw, wat maar zelden voorkomt. De bronzen koepel van de Isaäkskathedraal, waarvan het silhouet nergens beter tot zijn recht komt dan precies op deze plek, gezien vanaf de brug, zo’n twintig meter van de oever, blonk in de zon en de lucht was zo helder dat elk detail en elk ornament van de tempel zich scherp aftekende. Raskolnikov voelde de striem van de knoet niet langer en was het hele voorval vergeten. Hij werd volledig in beslag genomen door een gedachte die nog niet was gerijpt maar hem desondanks hevig verontrustte. Lange tijd sloeg hij het panorama gade, en niet voor het eerst.
Er valt nog veel meer te genieten in Misdaad en straf. Dostojevski heeft de fijne gewoonte om uiterlijke kenmerken te vermengen met innerlijke disposities en van dat mengsel een puntgave persoonsbeschrijving te maken. Ook kan zelfs zoiets ogenschijnlijk simpels als thee die gebracht wordt aanleiding geven voor een tuimeling van emoties, waardoor het verhaal nimmer aan urgentie en snelheid inboet. Zulke passages zijn Dostojevski ten voeten uit:
Nadat de thee was besteld moesten ze een hele tijd wachten tot die gebracht werd, en hij was zo ongehoord smerig dat de vrouwen zich ervoor geneerden. Razoemichin stond op het punt een tirade af te steken over het gribuspension maar herinnerde zich bijtijds dat hij dan weer op Loezjin moest afgeven en hield subiet zijn mond, wat hem zo in de war bracht dat hij dolblij was toen mevrouw een hele rij vragen op hem begon af te vuren.
Dermate geconcentreerde opeenvolgingen van gevoelsverschuivingen kunnen menig lezer te veel zijn, maar zijn volgens mij vooral om van te smullen. ‘Weet u, het is een doolhof voor me op het moment, het hele leven’, verzucht de moeder van Raskolnikov een paar bladzijden later. Dat is precies de gewaarwording die Dostojevski teweeg wil brengen. Tegelijkertijd beschrijft hij zo krachtig en genadeloos dat dat doolhof ons meer vreugde brengt dan welke bijgepunte Franse tuin dan ook.
De vertaling van Misdaad en straf is van de hand van de onvermoeibare Hans Boland, die voor deze prestatie de hoogste lof verdient. Zijn Nederlands is dermate verzorgd, meeslepend en hedendaags dat het lijkt alsof we hier met een net geschreven boek te maken hebben. Nog één voorbeeld: het begin van het einde van Svidrigailov, het misselijk makende, huiveringwekkend knap beschreven alter ego van Raskolnikov:
Svidrigailov trakteerde niet alleen Katja op een drankje, maar ook de orgelman, de koorzangers en een stel klanten, huispersoneel zo te zien. Hij nam twee kantoorbedienden op sleeptouw omdat ze allebei een scheve neus hadden: bij de ene stond het reukorgaan naar rechts, bij de andere naar links, en dat vond hij heel apart. Ze gingen gedrieën naar een amusementspark. Hij betaalde de toegang en vervolgens ook de consumpties. Het park was opgeluisterd met één schriel sparretje en drie ondermaatse struiken. Er was een biertent met de weidse benaming ‘vauxhall’, waar een paar groene tafeltjes en stoelen stonden. Je kon er thee krijgen. Voor vermaak werd gezorgd door een abominabel koortje en een Münchense clown met een rode neus, dronken en eindeloos deprimerend. De twee kantoorbediendes kregen het aan de stok met een stel collega’s. Svidrigailov moest voor scheidsrechter spelen. Hij probeerde het een kwartier lang, maar er ontstond zo’n tumult dat er geen touw meer aan vast was te knopen. Het betrof een of ander gestolen voorwerp, dat de dief had weten te verpatsen aan het eerste het beste joodje. Maar de dief wou zijn maten niet laten delen in de opbrengst. Uiteindelijk bleek het te gaan om eigendom van de zogeheten vauxhall, een theelepel nog wel. Het bedienend personeel had de diefstal ontdekt en de zaak dreigde een gewelddadige afloop te krijgen. Svidrigailov betaalde de schade en verliet het etablissement.
Proza om van te watertanden. Misdaad en straf verdient niet minder.