detail_Agamben

Naaktheden

Giorgio Agamben (vert. Martijn Buijs)
Sjibbolet, Amsterdam, 2011

Door René ten Bos, Hoogleraar Filosofie van de Managementwetenschappen (RUN)

De belangrijkste Italiaanse filosoof van dit moment is zonder enige twijfel Giorgio Agamben (1942). In Nederland is hij echter nauwelijks doorgedrongen: tot op heden is slechts Homo sacer. Il potere sovrano e la nuda vita (1995) vertaald. In dit belangrijke boek doet Agamben iets wat kenmerkend is voor zijn hele oeuvre: uit de onmetelijke diepten van de Oudheid haalt hij een term naar voren die hij vervolgens in het hart van een hedendaags discours over recht, esthetiek, ethiek en politiek plaatst. Het concept homo sacer staat voor de ‘heilige’ en ‘vervloekte’ mens, die uit de Romeinse samenleving was verbannen en daarmee iedere aanspraak op bescherming door het rechtssysteem moest opgeven. Kenmerkend voor deze mens was dat hij net als een dier straffeloos gedood kon worden. Het leven van deze mens is verworden tot slechts een biologisch leven, waaraan anderen elk moment een einde kunnen maken, zonder dat ze daarbij ooit beticht zullen worden van moord. Zoals de Romeinen dat ooit konden doen met degene die verbannen werd uit hun gemeenschap, zo doen we dat tegenwoordig met vluchtelingen, ongeboren vruchten, comateuze patiënten of met dieren.

De dood van Osama Bin Laden kan gemakkelijk in agambeniaanse termen geduid worden: hij werd niet vermoord, maar als een dier gedood. De actie in Abottabad vond – daar zijn de deskundigen het wel over eens – buiten iedere rechtsorde plaats. Het ging erom een lichaam, het lichaam van een mens die door een soevereine macht geduid werd als staatsvijand nummer één, te doden. Een dergelijk lichaam, dat geen aanspraak meer kan maken op juridische of sociale bescherming, noemt Agamben een ‘naakt leven’ (nuda vita). De soevereine macht kan ieder mens, wanneer ze dat wil, reduceren tot deze naaktheid.

Het is belangrijk in te zien dat het hier niet gaat om wat we normaal gesproken onder naaktheid verstaan. Het gaat niet om een oorspronkelijke toestand van de mens, iets wat gegeven is met zijn geboorte, maar om iets wat overblijft als we alle sociale en juridische eigenschappen waarmee het lichaam getooid is, wegnemen. De term nuda vita is Agambens vertaling van bloßes Leben, een uitdrukking die ooit door de Duitse filosoof Walter Benjamin werd geïntroduceerd. ‘Louter leven’ zou misschien een betere uitdrukking zijn in het Nederlands. In het Engels wordt nuda vita meestal vertaald met bare life in plaats van naked life – iets waar mijns inziens goede gronden voor zijn.

Nu is er een mooie vertaling van Agambens Nudità, dat in 2009 verscheen. Het hoeft, gezien de politieke en morele geladenheid van de term nuda vita zoals ze opduikt in Homo sacer, niet te verbazen dat Agamben nog eens uitgebreid zou terugkomen op het thema van de naaktheid. Ook in sommige andere boeken speelt naaktheid een niet onaanzienlijke rol, die vaak ook in verband wordt gebracht met thema’s als dierlijkheid en schaamte. Om maar meteen een misverstand te voorkomen: Naaktheden gaat niet uitsluitend over alles wat met naaktheid te maken heeft. Het boek is, net als veel van Agambens andere boeken, samengesteld als een reeks: Het bestaat uit vaak korte essays, die niet altijd op een evidente wijze samenhangen, maar die zonder enige uitzondering iets van Agambens weergaloze schrijfstijl laten zien. Wie een zin produceert als: ‘Een vrouw echter wier geest zich volmaakt onbewust lijkt te zijn van een geheim waarvan haar lichaam wel op de hoogte is, noemen wij schoon’ – en dit vervolgens koppelt aan een vurig pleidooi voor een levenskunst die op niet-weten is gebaseerd, kan bij mij weinig kwaad doen. Ook is er, zoals gebruikelijk, fascinerende inhoud: wie wil weten waar de letter k voor staat in de romans van Franz Kafka, of waarom wij, anders dan oude volkeren, geen feest meer kunnen vieren, doet er ook goed aan dit boek te lezen.

Het langste essay gaat echter over naaktheid. De term ‘naakt’ of ‘naaktheid’ wordt in de andere essays van het boek, voor zover ik dat heb kunnen nagaan, slechts drie keer gebruikt. Op bladzijde 84, in een stuk dat ‘Identiteit zonder persoon’ heet, wordt de term het ‘naakte leven’ op dezelfde manier gebruikt als in Homo sacer. Maar in het essay ‘Naaktheid’ zelf laat Agamben iets zien van de rijke achtergrond die deze schijnbaar alledaagse term heeft. De paradox die naaktheid kenmerkt, is dat ze ergens gevangen lijkt te zitten tussen schoonheid enerzijds en vernedering en schaamte anderzijds. Wie zich de gevangenen in het Abu Ghraib-complex te Bagdad voor ogen haalt, ziet dat naaktheid een erbarmelijke weerloosheid impliceert. Maar wie kijkt naar de naakte vrouwen in de performance van Vanessa Beecroft in de Gagosian Gallery te Londen, ziet juist trots en kracht, alsof de naaktheid er eigenlijk verdwenen is. Agamben maakt duidelijk dat, mede vanuit de theologische lading die het concept met zich meekreeg, naaktheid bijna altijd met schaamte en weerloosheid is verbonden en juist niet met troost en kracht.

Een uitvoerige discussie over de diverse naaktheden die Adam en Eva in Genesis doormaken vormt het hart van zijn bespiegelingen. Er moet in het paradijs ooit een naaktheid zonder schaamte zijn geweest. Het probleem is alleen dat deze naaktheid niet als naaktheid gedacht kan worden, want die bemerkten Adam en Eva pas na de zondeval. Dat betekent onder meer dat naaktheid niet hetzelfde is als ‘ongekleed’ zijn. De reden dat Adam en Eva niet naakt in het paradijs waren, zoekt Agamben in het gegeven dat ze omhangen werden door een sluier van de gratie Gods. Die sluier zorgde ervoor dat schaamte en weerloosheid eigenlijke naaktheid niet konden laten opkomen, ook al waren ze ongekleed. Na het eten van de boom van kennis wordt alles anders, verdwijnt de sluier van gratie en merken de eerste twee mensen hun onwennige naaktheid op. Die wordt in eerste instantie bedekt met vijgenbladen, daarna met dierenhuiden. De ontsluierde en onverholen naaktheid is een kwetsbare naaktheid en kan juist daardoor doel en product van kennis, economie, uitbuiting en sadisme worden. Iedere sluier over mens en ding moet worden weggenomen. Alles moet getoond worden. Dit is niet alleen het doel van de sadist, de pornograaf of de soeverein, maar ook van de wetenschapper.

Agamben brengt ons een gracieuze en esthetische naaktheid in herinnering, een naaktheid die in zekere zin dus geen naaktheid is. De onwetendheid die een werkelijk mooie vrouw kenmerkt, stelt haar niet in staat zichzelf bloot te geven. Ze kan van geen nut worden zonder zichzelf te verliezen. Naaktheid moet uit een wereld van geld en geweld worden weggehaald, in deze zin ‘onwerkzaam’ worden gemaakt en teruggebracht worden tot haar paradijselijke, meer gracieuze dimensies.