Nederland als vervlogen droom
Thijs Kleinpaste
Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2013
Door Jesse van Amelsvoort, student literatuurwetenschap aan University College London
Het debat over ‘Europa’ wordt nogal flauwtjes gevoerd in Nederland. Premier Rutte houdt niet van vergezichten, Geert Wilders is tegen het project, zo nu en dan wordt Europees Parlementslid Guy Verhofstadt ingezet om de zegeningen van de politieke samenwerking te bejubelen. Over grote onderwerpen als de handelssamenwerking tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie staat niet veel in de krantenkolommen. Vanwege de rol die de Unie in ieders leven speelt, is het echter belangrijk dat dit debat wél gevoerd wordt – en alleen al daarom is het essay in boekvorm Nederland als vervlogen droom van Thijs Kleinpaste (1989) te verwelkomen.
Het door Kleinpaste nadrukkelijk als essayistisch en niet als wetenschappelijk getypeerde boek is, blijkens de pro- en epiloog, een zoektocht ingegeven en geïnspireerd door Kleinpastes persoonlijke achtergrond. Hij heeft een scherp oog voor de wereld van bijvoorbeeld zijn opa en oma, beiden geboren in Drenthe en later verhuisd naar Apeldoorn, die aan het begin van de eenentwintigste eeuw in toenemende mate onder druk staat: de natiestaat voldoet steeds minder aan de wensen van zijn inwoners, omdat die, zo luidt Kleinpastes stelling, het denken van de Verlichting en het denken van de Romantiek niet langer met elkaar weet te verbinden. Onder het geweld van het postmodernisme – net als de Verlichting gericht op het bevrijden van het individu – van de afgelopen decennia is de ratio op de voorgrond komen te staan en zijn de Romantische gevoelselementen weggedrukt. Hoe het Drenthe van zijn grootouders en de geglobaliseerde wereld van nu te combineren? Waar ligt de balans?
Samenlevingen zijn de afgelopen jaren in hoge mate geïndividualiseerd en geëconomiseerd, waardoor traditionele gemeenschappen verdwijnen. De hedendaagse mens is onderdeel van een netwerk dat niet per se overeenkomt met de gemeenschap of collectiviteit van de natiestaat. Dit proces is versneld door het internet. In navolging van de Pools-Britse socioloog Zygmunt Bauman noemt Kleinpaste dit de vloeibare moderniteit, die als resultaat heeft dat burgers steeds minder gebonden zijn aan de bestaande, verouderde politieke instituties. In het toonbaar maken van alle factoren die hierbij een rol spelen, toont Kleinpaste zijn kracht en veelzijdigheid: hoewel de centrale relatie van het boek de relatie van de natiestaat (in het bijzonder Nederland) tot de Europese Unie is, bespreekt hij ook het internet, het einde van de geschiedenis en de Werdegangvan utopieën en dystopieën in de moderne verbeelding.
Hoewel Nederland als vervlogen droom nogal langzaam en braaf begint, namelijk met het bieden van een obligaat globaal overzicht van de westerse ideeëngeschiedenis sinds de Verlichting (van Locke en Rousseau tot Taylor en Fukuyama), voert Kleinpaste later het tempo op en vergroot hij de reikwijdte van zijn studie. In zijn discussies van bovengenoemde thema’s probeert Kleinpaste constant de juiste balans tussen essay en wetenschap, theorie en praktijk, Nederland en Europa te vinden, wat niet altijd even goed lukt. Het is prettig dat Kleinpaste de lezer stevig bij de hand neemt en vaak samenvat wat hij in het voorgaande heeft gezegd, aangezien het argument dat hij maakt, complex en wijdvertakt is. Dat dit soms verwordt tot het brede gebaar en veralgemenisering, is aan het einde van de rit niet storend.
Het lezen van Nederland als vervlogen droom is een behoorlijke rit, die in ieder geval van mij alle aandacht eiste die ik er aan wilde geven. Het mooiste proza in het essay komt in de definitie van moreel engagement: ‘de zoektocht naar waarheid in de denkbeelden van iemand met wie we het niet eens zijn’. Zo roept het boek op tot reflectie en beschouwing; de lezer moet zich verhouden tot wat Kleinpaste schrijft, ook – of juist – bij onenigheid.
Er zijn maar weinig dingen in ons moderne bestaan die urgenter zijn dan de toekomst en richting van Nederland en de Europese Unie, en het is daarom ook beschamend dat er een oorverdovende stilte klinkt over deze onderwerpen, afgezien van de gebruikelijke nonsens die dezen en genen op Twitter uitspuwen. Want als Kleinpastes analyse klopt, en Nederland – in zijn woorden – inderdaad op deze manier het einde van deze eeuw niet haalt, dan moeten we hierover nadenken, want dan spat Nederland uit elkaar – een dreiging perfect gevangen in de afbeelding op de kaft van Nederland als vervlogen droom: niet alleen zal de hand met de speld in de rechterbovenhoek de ballon Nederland kapot prikken, maar daarmee zal ook een deel van de identiteit van Kleinpaste, wiens naam óók op de ballon staat, verdwijnen. En, gezien de taal van het geschrift, ook die van de lezer.
Kleinpaste biedt een manier van omgaan met de vloeibare moderniteit. Zijn toekomstbeeld bestaat uit een hernieuwd lokalisme, dat het ‘echte’, het ‘authentieke’, in de directe omgeving vindt. Het is een reactie op de postmoderne ironische rede, een intellectuele stroming die, door haar verwantschap daarmee, bloot kan staan aan dezelfde kritiek die de Verlichting kreeg van Romantische denkers. Onze directe omgeving wordt omzoomd door Europa, door Kleinpaste een akrotopia genoemd: ‘de plaats aan het einde’. Volgens mij bedoelt hij daarmee een soort alomtegenwoordigheid, dat wat rondom is. Aan en achter het einde van de horizon ligt ‘Europa’: niet als een plek om naartoe te reizen, maar als realiteit. Kortom, een plek die er is, maar geen onmiddellijke realiteit vormt, want dat is de omgeving – Drenthe, Apeldoorn of zelfs Amsterdam. De omgeving, spoort Kleinpaste aan, is waar wij een nieuwe plek moeten vinden voor onszelf en waar we onze dromen zullen verwerkelijken – niet in Europa, maar hier.
Kleinpaste noemt deze hernieuwde waardering van de omgeving ‘de nieuwe Romantiek’, die veel gemeen heeft met de ‘vorige’ Romantiek, maar zonder haar hoogdravende idealen en naïviteit. De nieuwe Romantiek kan niet naïef zijn. Voor Kleinpaste blijft de ironie die gangbaar is geworden tijdens het postmodernisme, behouden in dit nieuwe tijdperk en dat ondergraaft de zoektocht naar het echte en het authentieke. Authenticiteit is dan ook ‘vooral een aangename illusie’ in zijn visie: op zijn best benadert een authentiek product hoe iets eruit heeft gezien. Dit hoeft niet zo te zijn. Het etiket ‘illusie’ verraadt rationeel denken, waarin authenticiteit vanuit een doordachte positie gekraakt wordt. Als deze denkwijze bij het postmodernisme hoort, en daarbij niet bij de nieuwe Romantiek, in hoeverre moet het bijbehorende vocabulaire dan ook afgezworen worden om tot nieuw denken te komen?
In Kleinpastes bespreking van Baumans vloeibare moderniteit komt kort het begrip nomade langs. Verder is het woord opvallend afwezig in dit boek, dat zich toch zo richt op roots en balanceert tussen verschillende omgevingsniveaus (lokaal, regionaal, nationaal, mondiaal). Het is dan ook opmerkelijk dat Kleinpaste zich niet heeft beziggehouden met de nomadische en rizomatische filosofie van Gilles Deleuze en Félix Guattari. Ook zij zagen de tekortkomingen van de natiestaat, maar waar Kleinpaste door zich te richten op de directe omgeving zich op lokaal niveau terugtrekt uit de natiestaat, zien zij meer in nomadisch leven, over grenzen heen, stateloos. Hun nomade leeft een leven dat scherp contrasteert met de staat, die statisch en rigide is. Deleuze en Guattari’s theorieën zijn even inspirerend als abstract, maar verdienen het zeker om bestudeerd te worden: in hoeverre bieden zij een oplossing voor de falende natiestaat?
Voor de liefhebber van de natiestaat ziet de toekomst er niet al te rooskleurig uit. Er zijn te veel politieke en economische problemen om langer vol te kunnen houden dat zij een levensvatbare toekomst heeft. Toch is daar de geruststelling, wanneer mensen als Thijs Kleinpaste onderbouwd stelling willen en durven nemen in het publieke debat over een groot onderwerp als de toekomst van de natiestaat en ‘Europa’. Je hoeft het niet eens te zijn met wat Kleinpaste zegt, of alles voor zoete koek te slikken – zoals vaak met dit soort studies is de analyse minder controversieel dan het geschetste vooruitzicht of het voorgestelde alternatief –, maar het lijkt mij duidelijk dat zijn poging een weg te vinden uit het moeras waarin ons continent zich bevindt in ieder geval zeer geslaagd is. Dit is het type intellectueel – of politicus – dat de EU nodig heeft om haar toekomst vorm te geven: betrokken, diepgravend en nietsontziend.