Snel-ig

Negen steden

Negen steden. Europa van Wenen naar Istanbul
Guido Snel
De Arbeiderspers, 2022

Door Jesse van Amelsvoort

Al eeuwenlang vormen de gebieden op de Balkan, de landen van Zuidoost-Europa, het grensgebied tussen verschillende culturen, religies en volkeren. Guido Snel is een kenner van dat gebied, en zijn kennis, ervaring en grote belezenheid vinden hun weerslag in zijn nieuwste boek Negen steden. Snel beschrijft zijn reis door negen Zuidoost-Europese steden, maar zijn boek bestaat niet alleen uit een reisverslag en memoires. Het is ook een brede en onderhoudende cultuurgeschiedenis van Zuidoost-Europese landen, die clichébeelden ontkracht.

Snel, schrijver, vertaler en docent Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam, publiceerde eerder romans als De mirreberg (2018), en vertaalde en bezorgde onlangs Homo poëticus van de beroemde Joegoslavische schrijver Danilo Kiš. Na een jaar Russisch in Amsterdam studeerde Snel algemene literatuurwetenschap en Servo-Kroatisch. Die laatste studie omvatte meer dan alleen taal. In het gebied tussen Wenen en Istanboel is taal politiek. Of beter gezegd: daar wordt de waarheid zichtbaar dat taal altijd politiek is.

Dat begint al bij de naam van de taal. Met de Joegoslavische oorlogen in de vroege jaren negentig werd de kwestie op scherp gezet. Zo was er aan de universiteit van Toronto een groep studenten die niet langer lessen Servo-Kroatisch wilde krijgen, maar alleen nog lessen in ‘hun’ nationale taal. Na enig geharrewar werd besloten twee vakken te geven, Servisch en Kroatisch, in hetzelfde lokaal, op dezelfde tijd. Dat is de achtergrond waartegen Snel de taal bestudeerde, de literatuur las en, voorzichtig, door de regio reisde.

Tot Poetin de huidige oorlog in Oekraïne begon, waren het de oorlogen in Servië, Bosnië-Herzegovina en Kroatië die symbool stonden voor de verwoestingen van het nationalisme. Maar Snel probeert met Negen steden ingesleten beelden, vooroordelen en reflexen te corrigeren. Zuidoost-Europa is meer dan de gedachte aan geweld die het woord ‘Balkan’ bij veel mensen oproept, vandaar dat veel landen liever die eerste naam gebruiken.

Snel begint in Wenen, waarna hij naar Boedapest reist – twee oude imperiale steden. Als Nederlandse slavist ontkomt Snel niet aan Srebrenica en Sarajevo, maar hij weet dat er in die steden meer is dan de beelden die we van televisie kennen. Zijn reis voert hem dan via Subotica en Novi Sad naar Belgrado, waarna hij via Zagreb in Istanboel eindigt.

In het hoofdstuk over Sarajevo, het langste in Negen steden, loopt Snel van oost naar west de stad door. Onderweg schrijft hij over de Russische auteur Eduard Limonov, die voor het oog van een camera op de stad schot; over de Amerikaanse intellectueel Susan Sontag (‘een vriendin, een kameraad, een lotgenote’ van de stad) en haar productie van Wachten op Godot; en over de Franse sterfilosoof Bernard-Henri Lévy, die in 1992 Sarajevo bezocht. Maar ook over Semezdin Mehmedinović’ prozaboek Sarajevo Blues, Aleksander Hemons verhaal ‘A Coin’, Dragan Klaić (een vriend van Snel), Gavrilo Princip (‘een tragische figuur’), Radovan Karadžić (‘een schertsfiguur’) en de honderdtwintigduizend projectielen die in ruim twee jaar op Sarajevo zijn afgevuurd. En dan zijn er de vele andere feiten die Snel in zijn wandeling integreert, zoals de verschillende woorden die het Servo-Kroatisch heeft voor ‘brug’ en hoe deze de geschiedenis weerspiegelen.

Zo kort achter elkaar opgeschreven lijkt Negen steden misschien vooral veel te zijn, te veel wellicht. Toch is dat niet de indruk die je als lezer overhoudt aan dit boek. Als er één ding duidelijk wordt uit Snels boek, is het wel hoe gelaagd steden zijn, hoeveel verschillende verhalen er door elkaar lopen, hoeveel tijdslagen tegelijkertijd aanwezig zijn. Achter alles wat nu zichtbaar is in steden, schuilen vele verhalen en geschiedenissen. Van Amsterdam, Berlijn, Parijs, Rome accepteren we dat met het grootste gemak, maar het geldt net zo goed voor steden in deze regio – ook wel Europa’s ‘interne Ander’ genoemd, nooit helemaal opgenomen en geaccepteerd in de familie.

Snels reis eindigt in Istanboel. Wat een hereniging moest worden met zijn geliefde stad – in 2012/13 woonde hij er een jaar, later kwam hij er af en toe terug – verwordt door de pandemie tot langeafstandsromantiek. Een collega stuurt Snel namelijk een online wandelgids, waarna hij aan zijn virtuele wandeling begint: ‘absolute vrijheid,’ aldus Snel, ‘zonder dat ik nadacht over absolute, fysieke grenzen.’ Een mooi contrast, aangezien de regio juist door grenzen is verdeeld. Bergen, meren en rivieren; talen, culturen en beschavingsidealen; zo lang gebruikt door ‘politieke entrepreneurs’ om aan de macht te komen en die macht vervolgens te behouden.

Uiteindelijk is Negen steden vooral een boek over mythen, en het doorprikken daarvan. In het hoofdstuk over Belgrado schrijft Snel:

‘Tegenwoordig is de Balkanmythe een ingewikkelde kluwen van ideeën uit de regio zelf (zwalkend tussen hoogmoed en minderwaardigheidscomplex, gekrenktheid en melancholie, een afwijzen van of afgewezen worden door Europa) en overtuigingen van buitenaf, circulerend in de woorden van politici, reisschrijvers en romanciers elders uit Europa (laverend tussen het ophemelen van de Balkanheldenmoed en het verafschuwen van Balkanbarbarij).’

Een kluwen die lastig te ontwaren is. Dit rijke boek geeft daartoe een eerste aanzet.