Onderdrukt door de verlosser
Hester den Boer
Atlas Contact, 2019
Het voetstuk van Stalin
Door Arnout le Clercq, historicus, redacteur en vertaler
Op 5 maart jongstleden was het 66 jaar geleden dat Stalin stierf. Het nieuws van zijn dood bereikte destijds ook de miljoenen Russen die op zijn bevel waren opgesloten in strafkampen. ‘We waren aan het werk en werden bij elkaar geroepen. Stalin was dood. Mensen vielen op de grond van het huilen en van schrik’, vertelt Antonia Novosad, die destijds veroordeeld was tot tien jaar dwangarbeid in Kolyma, een goelagkamp in het uiterste oosten van de Sovjet-Unie.
Novosad is een van de vele Russen die aan het woord komen in Onderdrukt door de verlosser van onderzoeksjournalist Hester den Boer. In haar boek doet ze onderzoek naar de erfenis van Stalin in het hedendaagse Rusland, die nog springlevend blijkt. In een opiniepeiling uit 2017 gaf 38 procent van de Russen aan Stalin als de ‘grootste figuur aller tijden’ te beschouwen. Op zijn 66e sterfdag legden honderden Russen bloemen bij zijn buste voor de muur van het Kremlin. Waar komt deze hernieuwde populariteit vandaan? Wat zegt dit over Rusland? En wat betekent dit voor de slachtoffers en hun nabestaanden?
Om deze centrale vragen uit het boek te beantwoorden, reisde Den Boer in 2015 en 2016 door Rusland, op zoek naar de sporen van de goelag. Ze bezocht de plekken waar vroeger kampen stonden, steden die gebouwd zijn door dwangarbeiders, en verschillende musea. En ze sprak met een diverse groep Russen: nabestaanden, historici en journalisten, maar ook ‘gewone’ mensen die ze onderweg tegenkwam, waarvan sommigen kritiek uiten op het Kremlin en anderen juist pal achter Poetin staan. Deze aanpak is uiterst vruchtbaar, want Den Boer is erin geslaagd om met Onderdrukt door de verlosser aan de hand van de geschiedenis van en de herinnering aan de goelag een beeld van het moderne Rusland te schetsen dat op iedere pagina intrigeert.
De bolsjewieken stuurden al direct na de Oktoberrevolutie in 1917 de eerste burgers naar gevangenissen en strafkampen. Hier zaten criminelen tussen, maar het ging vooral om klassenvijanden: een vaag, overkoepelend begrip waarmee in principe iedere Sovjetburger lukraak kon worden opgepakt en weggestuurd. Een belangrijk moment in de geschiedenis van de goelag (een acroniem van de Russische afkorting voor het ‘hoofddirectoraat voor opvoedings- en werkkampen’) is de opening van het beruchte kamp op het in de Witte Zee gelegen eiland Solovetski in 1923. In deze ‘moeder van de goelag’ kwamen de ‘lastigste’ politieke gevangen terecht en begon de geheime dienst (toen de Tsjeka, later NKVD, KGB en nu de FSB geheten) op grotere schaal te experimenteren met dwangarbeid als economisch verdienmodel. Zware fysieke dwangarbeid onder erbarmelijke omstandigheden typeerde de goelagkampen in de daaropvolgende decennia, zoals bij de bouw van het Witte Zeekanaal en de winning van grondstoffen en ertsen in onbewoonbare gebieden als Kolyma.
Na de dood van Lenin in 1924 trok Stalin snel alle macht naar zich toe en heerste hij over de Sovjet-Unie tot zijn dood in 1953. Onder zijn bewind intensiveerde de terreur en nam het aantal gevangenen in de goelag toe, evenals het aantal executies door de NKVD. Koelakken (‘rijke’ boeren), etnische minderheden en andere bevolkingsgroepen werden gedeporteerd. Het schrikbewind bereikte een climax tijdens de Grote Terreur in 1937 en 1938, een periode waarin naar schatting 1,6 miljoen mensen werden opgepakt, waarvan de NKVD er 700.000 executeerde. De Russische historicus Oleg Chlevnjoek berekende dat dit neerkwam op zo’n vijftienhonderd executies per dag. Door heel Rusland liggen massagraven, de meeste nog onontdekt.
Voor Nederlandse lezers die enige kennis hebben van de geschiedenis van de Sovjet-Unie is dit bekende informatie – en voor lezers die dat niet hebben, zijn deze gegevens wetenschappelijk en objectief: Stalin was een dictator en verantwoordelijk voor het vervolgen, deporteren, opsluiten en doden van miljoenen Sovjetburgers. Maar wanneer Den Boer in gesprek gaat met Russen die ze tegenkomt, blijkt dat dit in het huidige Rusland niet zo eenduidig wordt gezien.
Zo gaat ze naar het stadje Penza, niet ver van Wolgograd (tot 1961 Stalingrad), waar in 2015 een heus ‘Stalin-centrum’ geopend is onder de auspiciën van de Communistische Partij, de tweede politieke partij van Rusland. Ze spreekt met Dimitri Filjajev, voorzitter van het centrum en geschiedenisleraar. Het centrum is in leven geroepen om misverstanden over Stalin de wereld uit te helpen. Men mag immers niet vergeten dat hij de Sovjet-Unie in de Tweede Wereldoorlog naar de overwinning heeft geleid. ‘Voor ons is Stalin een grootheid.’ En de onschuld van en de cijfers over de slachtoffers zijn schromelijk overdreven: ‘Het is niet zoals Solzjenitsyn beweert, dat er miljoenen onschuldige slachtoffers waren.’
Nu hoef je van de voorzitter van het Stalin-centrum, hoewel historicus, geen genuanceerde mening te verwachten. Maar er zijn meer mensen met wie Den Boer spreekt die het beeld van Stalin als massamoordenaar afzwakken. Of ze benaderen de stalinistische terreur op een meer fatalistische manier, alsof het onvermijdelijk was, als een soort natuurramp. In Magadan, een belangrijke doorvoerstad voor de kampen in het onherbergzame Kolyma, gaat Den Boer op stap met Jevgeni Radtsjenko. Hij is amateurhistoricus en weet veel van de kampen in de buurt. Toch houdt hij zoals veel Russen vast aan de uitleg dat de kampen een economische noodzakelijkheid waren voor de industrialisatie van de Sovjet-Unie, die op zijn beurt noodzakelijk was voor de overwinning op nazi-Duitsland. ‘Stalin was geen slecht mens. Hij was heel slim. Zijn tragedie was dat hij moest kiezen uit twee kwaden.’
Dat de mening over Stalin en de goelag van persoon tot persoon zo zeer kan verschillen, komt deels door de informatie die de meeste Russen tot hun beschikking hebben of tot zich nemen. Het Kremlin speelt een actieve rol in het selecteren van deze informatie. Eind jaren tachtig zette Gorbatsjov met zijn glasnost de toon voor meer openheid en na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie begin jaren negentig gingen de archieven (deels) open. Inmiddels wordt dat allemaal teruggedraaid. Archieven verdwijnen uit kleinere steden, stukken zijn niet meer opvraagbaar en onderzoekers van belangrijke organisaties als Memorial (dat onderzoek doet naar de stalinistische terreur) worden tegengewerkt. Tegelijkertijd worden organisaties die onderzoek doen naar het verleden in diskrediet gebracht als ‘buitenlands agent’, waardoor ze door de meeste Russen met argusogen worden bekeken of in elk geval worden gemeden. In het uiterste geval wordt een onderzoeker gearresteerd, zoals Joeri Dimitriëv, wiens arrestatie binnen en buiten Rusland uitgebreid in het nieuws kwam. Dimitriëv deed onderzoek naar massagraven in Karelië. Den Boer sprak hem uitgebreid, kort voordat hij op grond van gefabriceerd bewijs werd vastgezet.
Onderdrukt door de verlosser geeft zo een onthutsend beeld van de hybride onderdrukking die kritische stemmen in hedendaags Rusland ten deel valt. De FSB zal niet door de deur komen binnenstormen, maar in plaats daarvan worden vergunningen toegekend en weer ingetrokken, bijeenkomsten verstoord of ontvangen mensen telefoontjes met ‘welgemeend advies’. Dit overkomt niet alleen onderzoekers, maar ook journalisten, theatermakers en vele anderen. Sinds de Maidan-opstand in Oekraïne en de annexatie van de Krim wordt de Russische politiek steeds repressiever en de kijk op het verleden speelt daarin een centrale rol.
Een van de redenen voor deze starre, eenzijdige houding van het Kremlin ten opzichte van het verleden is de patriottische wind die onder Poetin door Rusland waait, deels om zijn leiderschap te legitimeren. Een confrontatie met het verleden betekent immers ook het accepteren van de verantwoordelijkheid voor datzelfde verleden. Er zijn daders en slachtoffers. En daar loopt het spaak. Sergej Proedovski, een van de onderzoekers die in het boek aan het woord komt, zegt daarover: ‘De FSB weet precies wat er in het verleden allemaal is gebeurd, welke misdaden hun organisatie heeft begaan. Niemand heeft baat bij het vrijgeven van archiefstukken waarin staat dat hun eigen personeel mensen heeft vermoord.’ Volgens historicus Nikita Petrov, die gelieerd is aan Memorial, heeft de relatie tussen Rusland en het Westen hier ook mee te maken. ‘Is het Westen anti-Stalin? Dan zullen wij hem op een voetstuk plaatsen. Hiermee maakt het Kremlin duidelijk dat Rusland een eigen visie heeft op de geschiedenis en dat we ons niet de westerse versie van de geschiedenis laten opdringen.’
De relatie tussen heden en verleden en de politieke implicaties daarvan hebben een uiterst complexe dynamiek, die Den Boer goed weet te ontrafelen. Haar aanpak is daarbij zowel journalistiek als uiterst persoonlijk – kritisch en open, objectief en empathisch. En dit is beslist een van de merites van haar boek. Naast herinneringscultuur, staatsrepressie en geopolitiek is er namelijk veel plaats voor persoonlijke verhalen. En deze getuigenissen van overlevenden en nabestaanden doen de ruis van propaganda, statistieken en het cynisch instrumentaliseren van het verleden volledig verstommen. Zoals het verhaal van de eerdergenoemde Antonia Novosad, die haar ouders, broer en verloofde verloor en zelf naar de goelag gedeporteerd werd: ‘Schrijf maar op dat het verschrikkelijk was. Ik snap het nog steeds niet. Waarom doen mensen dit elkaar aan? […] Nooit had ik gedacht of gehoopt dat ik zo oud zou worden. Maar ik heb iedereen overleefd. Ik heb zoveel meegemaakt. Iedereen om mij heen vermoordde elkaar en ik ben gewoon negentig geworden.’ Onderdrukt door de verlosser is daarmee boven alles een heel menselijk boek geworden.
Hester den Boer is naast journaliste ook fotografe; ze heeft bij het boek ook een fotoproject gemaakt, dat online is te bekijken op surpressedbythesaviour.net.