Plato A Civic Life

Plato: A Civic Life

Carol Atack
Reaktion Books, 2024

Bestel dit boek  bij onze partner Athenaeum Boekhandel

 

Door Florian Jacobs

Wie was Plato? De alfa en omega van de Europese filosofische traditie, aan wiens meesterwerken we slechts kruimels toevoegen? Een enigma, dat zijn literair genie aanwendde om zijn leraar te eren zodat we tot sint-juttemis kunnen steggelen of we nu Socrates’ of Plato’s gedachten lezen? Of een overschatte antidemocraat, wiens argumenten in De staat politiek denkers tot op de dag van vandaag teisteren? Carol Atack, fellow aan de universiteit van Cambridge, die eerder boeken over het oude Griekenland publiceerde en klassiek Grieks en antieke filosofie doceert, schreef een korte biografie van Plato, waarin ze hem benadert vanuit de context van zijn tijd. Ze noemt haar boek zelf een reconstructie van ‘what we can know of Plato’s life and the historical context in which he lived, using all the […] sources available to us’. Deze caleidoscoop van perspectieven levert een vollediger beeld van Plato op dan menige geschiedfilosofische inleiding doet.

Atack begint haar biografie in een door oorlog en de pest geteisterd Athene. In 430 v. Chr., vlak voor Plato’s geboorte, raast de ziekte door de stad, terwijl Sparta de landerijen rondom Athene platbrandt. De grote politicus en generaal Pericles, die Athene regeerde van 461 v. Chr. tot zijn dood, werd in 429 v. Chr. door de pest gegrepen. Plato werd dus geboren in een tanend Athene dat terugblikte op zijn glorietijd, benadrukt Atack. Als Plato beschrijft hoe Socrates aan het werk is, vragen stellend op de agora, orerend in hooggeëerd gezelschap, is Socrates in het bijzijn van de zonen van Pericles en andere beroemde (of beruchte) denkers als Protagoras. Bij Plato’s lezers zal dit een gevoel van herkenning en nostalgie hebben opgewekt. Plato beschreef een intellectueel en politiek ideale wereld die niet langer bestond: dat leven was na de ravage van de pest, het verliezen van de oorlog en algehele verloedering niet langer toegankelijk.

Plato kwam van goeden huize: zijn familie woonde in het centrum van Athene. Hij hoefde nooit voor zijn geld te werken; als gearriveerd filosoof gaf hij zelfs gratis les. Atack vertelt hoe Plato’s biologische vader vroeg stierf en hoe zijn stiefvader Pyrilampes, een militaire en politieke veteraan, diplomaat en vriend van Pericles, hem waarschijnlijk aan zijn dubbelzinnige verhouding tot de Atheense democratie hielp. Pyrilampes had de opkomst en de teloorgang van de Atheense democratie immers aan den lijve ondervonden.

Socrates, Pyrilampes… Zo gaat Atack te werk: je leest meer over de tijd waarin Plato leefde en de mensen om hem heen dan over de man zelf. Dat heeft te maken met een tekort aan historische bronnen en biografische gegevens. Plato blijft grotendeels een mysterie, en dat zal ook niet veranderen. Zelfs het exacte jaar waarin Plato is geboren is onbekend. Waarschijnlijk was dit tussen 429 en 423 v. Chr., dat is wat we weten. Van Socrates, de beroemde leraar van Plato, weten we meer: er zijn meer historische bronnen die zijn leven bespreken. Maar het denken van Socrates is dan weer problematischer dan dat van Plato: Socrates schreef zelf niets, of er is in ieder geval geen geschrift van hem overgeleverd. Socrates bestaat nu, in de woorden van Atack, als een traditie: als ‘a series of conflicting characters used by writers of different genres to communicate their own ideas and their own critique of the project of philosophy’. Socrates is een filosofisch personage geworden.

Die curieuze traditie begint bij Plato, die ruim veertig jaar jonger is dan Socrates. De rode draad door zijn werk is de herinnering aan het leven en de onrechtvaardige dood van zijn leraar. Dat is enerzijds overzichtelijk – in Plato’s dialogen duiken veelal dezelfde personages op –, maar anderzijds werkt deze literaire strategie maskerend: wat zijn precies Plato’s eigen ervaringen en gedachten, en wat die van Socrates? Plato’s gedachten zijn nog moeilijker te doorgronden doordat hij veelal gebruikmaakt van beelden en metaforen. Die zijn weliswaar buitengewoon krachtig – zijn grotmetafoor en paardenmennerbeeld zijn ‘timeless images which powerfully convey the experience of thinking’ –, maar ook eerder een voorbeeld van geslaagde literaire technieken dan verhelderende argumentatie: niemand kan precies vertellen wat Plato bedoelt met de gevangenen in de grot. Atack stipt mogelijke interpretaties aan, en weerstaat de verleiding om al te uitvoerig uit te weiden. Haar boek is een historische reconstructie, geen stand van zaken in de duiding van Plato’s gedachtegoed.

Lezen over Plato’s leven blijft als het leggen van een puzzel waaruit het midden ontbreekt. In de biografie van Atack lezen we over opvoeding in het oude Athene, een cultuurgeschiedenis van de Atheense adolescent, een minutieus overzicht van bronnen rondom Socrates’ proces, veroordeling en gedwongen zelfmoord, en over de opkomst van de spanning tussen retorisch vernuft en filosofische waarheidsdrang in politiek en het openbaar spreken. Dat is allemaal boeiend verteld: je leest er zo doorheen en steekt een hoop op. Maar Plato verdwijnt uit het oog. Wel schittert hij in het boek als schrijver; Atack duidt Plato’s dialogen dan misschien niet uitvoerig, heldere samenvattingen geeft ze wel.

Mysteries horen waarschijnlijk bij een biografie van een legende. Atack enthousiasmeert wel steeds: na het lezen van haar boek wil je de speeches lezen die democratie verdedigen – Plato was van alle agora’s thuis –, vraag je je af in hoeverre wij in een ‘theatrocratie’ leven (‘which rewarded populist innovation in a race to the lowest common denominator’) en ben je veel wijzer geworden over het oude Griekenland. Ze is een fantastische leraar, die haar lezers prikkelt om in Plato te willen duiken. Dat krijgt ze voor elkaar met dit boek, dat daarmee een superieure inleiding is.