vdi9789403122700

Sinds tweeduizend jaar

Sinds tweeduizend jaar

Mihail Sebastian
Atlas Contact, 2018
Uit het Roemeens vertaald door Jan Willem Bos

 

Door Charlotte van Rooden, historica

Op 25 november 2018 werd in de Roemeense stad Cluj-Napoca in Transsylvanië eenmalig de ‘fresco-opera’ Een Roemeense vertelling ten tonele gebracht. Daarin verbeeldde een duo bestaande uit een Dacisch geitje en haar Romeinse aanvaller de Roemeense geschiedenis en volksgeest, zoals die in Roemenië door de meesten graag gezien wordt. De opera werd opgevoerd ter gelegenheid van het 100e jubileum van de Dag van de Vereniging, toen Roemenië in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog zijn grondgebied enorm uitbreidde. Maar deze nationalistische feestvreugde kan de duistere kanten van de twintigste-eeuwse Roemeense geschiedenis niet verhullen.

Die kanten worden meesterlijk getoond in Sinds tweeduizend jaar van Mihail Sebastian (oorspronkelijk uit 1934), recentelijk uitgekomen in een hele mooie Nederlandse vertaling. De vertaler, Jan Willem Bos – die onlangs de prestigieuze Martinus Nijhoff Vertaalprijs won – benadrukt in de inleiding dat er in de huidige Roemeense herinneringscultuur vaak wordt teruggegrepen op het interbellum als een ‘Gouden Eeuw’, maar dat het werk van Mihail Sebastian aanleiding geeft daar de nodige vraagtekens bij te stellen.

Vrijwel alle belangrijke Roemeense intellectuelen waren in het interbellum antisemitisch en ook Sebastian (1907-1945), een veelgelezen schrijver, bewoog zich in deze kringen, ondanks zijn eigen joodse achtergrond. Zijn dagboeken uit de jaren dertig en veertig die in 1996 gepubliceerd werden, brachten samen met deze al veel eerder gepubliceerde roman discussies teweeg over de leidende rol van de intellectuelen in het Roemeense fascisme.

Sinds tweeduizend jaar is een meeslepende kroniek van de tussenoorlogse periode in Roemenië in dagboekvorm, vanuit het perspectief van een naamloze, joodse verteller. We volgen de verteller vanaf 1922, wanneer het sterke antisemitisme aan de Roemeense universiteiten zijn dagelijks leven verstoort. Aangemoedigd door een professor die hij zeer bewonderd maar die ook extreem beladen politieke argumenten in zijn lezingen verwerkt, besluit hij filosofie te laten vallen voor een praktischer vak. Een paar jaar later distantieert hij zich van de antisemitische sfeer, als hij zelf als beginnend architect in een dorp aan de slag moet, ook al voert politieke polarisatie ook daar de boventoon. Hoewel de verteller de situatie positiever inschat dan voorheen, blijft de sfeer grimmig. Dit wordt naar het slot toe weer explicieter, als hij ziet hoe de spanningen aan het begin van de jaren dertig in Roemenië en Europa toenemen.

De discussies en personages maken de roman tot een levendig geheel. Hoewel de verteller op een gegeven moment klaagt dat er weinig overblijft van een mens als je deze beschrijft, is Sebastian juist opvallend goed in eenvoudige karakterschetsen. Zo omschrijft de verteller een van zijn vrienden als volgt: ‘Hij is in staat een bom mee te dragen alsof het een paraplu is en deze dan doodgemoedereerd bij de garderobe af te geven: “Leg deze bom alstublieft bij mijn nummertje, maar pas op dat hij niet afgaat.”’

Ook uit het beschrijven van situaties en gevoelens spreekt het talent van de schrijver. Daarbij valt telkens op hoezeer de verteller zijn eigen leed en dat van zijn lotgenoten bagatelliseert. Wanneer een Hongaarse vriend zijn beklag doet over het antisemitisme aan de universiteit in Boedapest – waar hij naartoe is gegaan omdat zijn geboortegrond sinds 1 december 1918 Roemeens is geworden – reageert de verteller nonchalant: ‘Geloof me, wat jou nu overkomt, hoe droevig het ook is, is niet meer dan een regenbui.’

Hoewel de verteller zelf sterk lijdt onder het antisemitisme, onderschat hij op sommige momenten de ernst ervan. Hoe dat kan, wordt duidelijk wanneer hij later de antisemitische sfeer, inclusief het straatgeroep dat joden dood wenst, vergelijkt met de luide tik van een klok in de gang. Je kunt het lange tijd niet horen. Als er iets verandert waardoor het geluid je weer opvalt, overstemt het echter alles, waarna de enige oplossing is te wachten tot het geluid weer wordt opgenomen ‘in de algemene stilte van het huis’.

In zijn roman toont Sebastian hoe nieuwe politieke stromingen de maatschappij, maar ook het zelfbegrip en wereldbeeld van de verteller beïnvloeden. Aan de hand van verschillende personages worden meerdere intellectuele standpunten – uiteindelijk allemaal grotendeels onderlegd met antisemitische sentimenten – geïntroduceerd, die in discussie met de verteller uiteengezet worden. De ambiguïteiten in de politieke mening van de verteller, die zelf soms ook antisemitische argumenten onderschrijft, zijn beklemmend en soms vervreemdend. Het roept vragen op die nog steeds urgent zijn: over het gevoelde of daadwerkelijke belang van religieuze of etnische achtergrond, en over de wenselijkheid of mogelijkheid met mensen die een radicaal andere politieke mening uitdragen te blijven praten of met hen bevriend te zijn.

In Een Roemeense vertelling wordt ‘de Roemeen’ neergezet als slachtoffer van kwade krachten van buiten, die het geitje telkens doen ineenstorten, waarna een dokter van achter de coulissen (afwisselend in het Duits, Russisch en Roemeens roepend ‘ik ben een dokter’, daarmee het gebrek aan Roemeense soevereiniteit in de twintigste eeuw benadrukkend) het weer omhoog helpt, onder luid gejuich van het volk op het toneel. Tegelijkertijd blijven de twintigste-eeuwse Roemeense fascisten en communisten uit beeld, en ook Hongaren, die op 1 december weinig te vieren hebben, niet-orthodoxe gelovigen, Roma en joden komen er niet in voor. In tegenstelling tot dit nationalistische verhaal dat het verleden verduistert, biedt Sinds tweeduizend jaar een ontnuchterende blik in het interbellum.