Sporen van transcendentie
Jozef Waanders
Gompel & Svacina, 2018,
Door Thomas Heij, filosoof en Nexus-redacteur
Er is een tv-optreden van Karl Jaspers bewaard gebleven waarin de gerenommeerde Duitse filosoof achterover leunend in zijn stoel, gewichtig en in een tempo dat past bij een heer op leeftijd, terugblikt op zijn leven. Hij herinnert zich de vakanties in zijn jeugd naar de Duitse Waddeneilanden, en dat hij daar, ’s avonds, aan de hand van zijn vader, voor het eerst de eindeloze zee zag en betoverd raakte:
De zee is – door haar constante verandering, altijd binnen de oneindige grotere orde – als een spiegel van het leven en van filosofie. Al het vaste, heerlijk geordende, het thuis voelen, de geborgenheid, dat is allemaal onontbeerlijk. Maar dat er ook iets anders is, de oneindigheid van de zee, dat is bevrijdend. Dat brengt ons tot waar de vastigheid eindigt, maar zonder dat we in het bodemloze verdrinken, in een eindeloze geheimzinnigheid.
De oneindigheid van de zee bevrijdt ons van iets waaraan we verbonden blijven en dat we heerlijk vinden: het ‘thuis voelen’ en ‘geborgen zijn’. Ze stijgt daarboven uit, en dit overstijgen dat is de aard van filosofie. Het kunnen uithouden dat er nergens een grond is, dat er op deze plek geen alles funderende bodem en nergens een ankerplaats is, dat is de ontstellende eigenheid van de zee.
Daarop volgt natuurlijk snel het besef: nee! zo is het niet met het leven. Dit is juist het overstijgende. De spiegel van wat we nodig hebben om door te dringen in dat wat verder gaat dan de eindige dingen waaraan we gebonden zijn.
Hier hebben we Jaspers’ filosofie in een notendop. Jaspers werd beïnvloed door Kant, die het onderscheid maakte tussen de wereld op zichzelf en de wereld zoals die zich aan ons voordoet en stelde dat wij in principe alleen kennis kunnen nemen van dat laatste, van ‘fenomenen’. Zo werd de vaste grond onder onze voeten weggeslagen en raakte iedere bodem of ankerplaats uit het zicht.
Sindsdien is het voor filosofen de vraag of er überhaupt iets is buiten of boven de fenomenen. Is er een god of iets transcendents, en is metafysica, een theorie over dat wat het fysische ontstijgt, mogelijk? Het antwoord dat Jaspers daarop gaf is het onderwerp van het onlangs verschenen Sporen van transcendentie van Jozef Waanders.
Waanders begint met een beknopte bespreking van de denkers die Jaspers beïnvloedden. Naast Kant waren dat volgens hem met name Kierkegaard en Nietzsche. Beide grootheden bogen zich over de vragen die Kant had opgeworpen. Het waren niet zozeer hun specifieke antwoorden, maar vooral hun kritische denken dat Jaspers beïnvloedde. Waanders parafraseert Jaspers:
[D]oor hun bijna onbegrensde wil tot waarachtigheid wordt immers zó kritisch bevraagd en genadeloos ontmaskerd, dat het gevaar bestaat dat er ondanks het hartstochtelijke en intensieve zoeken uiteindelijk niets gevonden wordt. Het is precies die bodemloosheid, dat verlies van vanzelfsprekendheid waarin Jaspers hun betekenis voor de moderniteit ziet liggen […]
Zijn eigen antwoord zoekt Jaspers in wat hij noemt een ‘wijsgerig geloof’, dat hij afzet tegen wetenschap en openbaringsgeloof. De wetenschap, die in Jaspers tijd volgens hem haast als een geloof werd vereerd, is van belang, maar kan altijd slechts een klein deel van de wereld kennen. Wetenschap richt zich op het fysische en kan dus geen metafysica opleveren of een levensdoel bepalen.
Met een anekdote over Galileo Galilei en Giordano Bruno laat Jaspers zien waaruit volgens hem het verschil bestaat tussen wetenschappelijke kennis en een wijsgerige overtuiging. Beide Renaissancedenkers kregen het aan de stok met de Kerk en zouden geëxecuteerd worden tenzij ze hun stellingen terug zouden trekken: Galilei dat de aarde rond de zon draaide; Bruno zijn theologische opvattingen. Galilei trok de stelling terug, maar Bruno weigerde en belandde op de brandstapel. ‘Giordano Bruno geloofde, terwijl Galilei wist’, zegt Jaspers. Zo is zijn wijsgerig geloof ook afhankelijk van de persoonlijke, innerlijke overtuiging.
Het geloof waar Jaspers op doelt is echter niet hetzelfde als het christelijke openbaringsgeloof. Er is volgens hem geen sprake van een persoonlijke God en we moeten de Bijbel niet zien als ware goddelijke openbaring die we letterlijk moeten nemen. In zo’n geloof is volgens Jaspers geen ruimte voor filosofie en geen ruimte voor de menselijke vrijheid.
Maar als wetenschap en het openbaringsgeloof niet de metafysica opleveren waar Jaspers op uit is, wat dan wel? Volgens hem zijn er twee wegen naar transcendentie: een oriëntatie op de wereld en een verheldering van existentie, oftewel het mens-zijn. Beide wegen zijn uiteindelijk doodlopend, maar daaruit leren we – net als bij wetenschap en openbaringsgeloof – iets over de juiste weg.
Als we nadenken over de wereld, blijft er altijd iets verborgen: denken veronderstelt het onderscheid tussen subject en object, maar het transcendente omvat per definitie beide en kan dus niet in zijn geheel tot fenomeen – oftewel object van een subject – gemaakt worden. Ook als we zelf ervaren wat het is om te zijn, blijft er altijd iets verborgen: ik ervaar namelijk nooit hoe het gehele zijn is, maar slechts mijn eigen zijn, tijdelijk en binnen de wereld.
Jaspers’ conclusie is dat we simpelweg nooit in staat zullen zijn om transcendentie te begrijpen of in woorden te vatten. Wel kunnen we volgens Jaspers een soort geheime tekenen van het transcendente ontwaren, die hij chiffren noemt. In van alles kunnen we ze aantreffen: in kunst, mythes, geschiedenis, de aanblik van de zee. Het zijn ‘sporen van transcendentie’ – aanwijzingen die erop duiden dat het transcendente moet bestaan, ook al kunnen we het niet begrijpen, hoewel we er toch altijd naar streven.
Hoe frustrerend deze openheid van Jaspers’ filosofie uiteindelijk ook is, ze zet de lezer nadrukkelijk aan tot filosoferen. Misschien is dat een van de redenen dat Jaspers’ werken opvallend genoeg nog steeds te vinden zijn in iedere kwaliteitsboekhandel in Nederland. Vooral Inleiding in de filosofie, Kleine leerschool van het filosofisch denken en Nietzsche en het christendom zijn verkrijgbare titels die raken aan dezelfde thema’s.
Het aardige van Sporen van transcendentie is dat het juist een aantal teksten van Jaspers behandelt die niet meer in de boekhandels te vinden zijn. Geen lichte kost, maar wel een gedegen introductie op deze intrigerende metafysica. Na een duik in Jaspers werk, zal de zee er in ieder geval nooit meer hetzelfde uitzien.