The Best Things in Life
Thomas Hurka
Oxford University Press, Oxford, 2011
Door Martijn Rozing, humanisticus, geestelijk begeleider en freelance filosofiedocent
In de afgelopen decennia is de filosofie van haar ivoren toren neergedaald en heeft zich weer onder de mensen begeven. De filosofie herontdekte haar bron, de (klassieke) levenskunst. Pierre Hadot vatte het puntig samen in de formule: filosoferen is een wijze van leven. De filosofie staat in dienst van het leven, het denken wordt een oefening rond de filosofische kernvraag: hoe moet ik leven?
Deze praktische filosofie is door verschillende denkers en auteurs voor een brede groep mensen toegankelijk gemaakt. De filosofie is populair geworden. Van de Zwitsers-Britse filosoof Alain de Botton verscheen in 2000 The Consolations of Philosophy. In een hippe en toegankelijke stijl doordenkt De Botton de praktische levenslessen die Socrates, Seneca en anderen mensen van nu te bieden hebben. Een filosofie die een antwoord zoekt op het onbehagen van het laat-moderne individu.
Tegen deze achtergrond is het boek van Thomas Hurka The Best Things in Life, a Guide to What Really Matters (vanaf nu The Best Things) dat in 2011 verscheen, een interessante aanvulling. Hoewel de titel en het formaat van het boek (een kleine oranje verschijning) naadloos lijken te passen in de collectie populaire filosofie als zelfhulpboek, blijkt de inhoud verrassend diepgravend en degelijk.
Als beëdigd professor in de filosofie aan de Universiteit van Toronto en lid van The Royal Society of Canada heeft Hurka verschillende publicaties over moraalfilosofie op zijn naam staan. Noemenswaardig is Perfectionisme (1993), waarin hij aan de hand van het denken van Aristoteles een bepaalde stroming binnen de moraaltheorie definieert. Met de door hem gekozen term van het perfectionisme duidt hij een ethische stroming aan waarbij de ontwikkeling van bepaalde, onderscheidende kwaliteiten van de menselijke natuur centraal staan. ‘Het goede leven’ wordt gerealiseerd door het aanhoudend streven naar een optimale staat van zijn op spiritueel, mentaal, fysiek en materieel vlak.
In Virtue, Vice and Value (2001) werkt hij het perfectionisme verder uit door in te gaan op de aard van deugden en ondeugden. In dit werk verlegt hij de grenzen van een strikte deugdethiek door te stellen dat het intrinsiek goede of slechte ook in externe zaken schuil kan gaan. Zo stelt hij dat genot, kennis en prestaties intrinsiek goed zijn, en pijn, vals geloof en falen intrinsiek slecht. Op basis hiervan definieert hij morele deugden als houdingen tegenover goede en slechte zaken die intrinsiek goed zijn en morele ondeugden als houdingen tegenover zulke zaken die intrinsiek slecht zijn. Opvallend in dit onderzoek is de theoretische en mathematische systematiek waarmee hij zijn redenering onderbouwt. Hij maakt gebruik van wat hij noemt een ‘recursieve theorie van waarden’, waarbij het ‘goede’ van het object als onderdeel meegenomen wordt in het ‘goede’ van de houding. Deze en andere mathematische denkwijzen vinden we ook terug The Best Things. Ook komen we hierin zijn perfectionisme als denkrichting weer tegen, hoewel zij geen expliciet thema of onderwerp vormt.
In tegenstelling tot de bovenstaande werken, die bedoeld zijn voor academische lezers en vakgenoten, is The Best Things gericht op een breder publiek. Vertrekpunt is de praktische ethiek en moraliteit zoals deze zich aandient in vragen als: hoe moeten we leven? Waaruit bestaat een goed leven? Welke activiteiten brengen ons vreugde? Deze vragen worden beantwoord in acht hoofdstukken waarin Hurka de vijf belangrijkste ingrediënten voor een goed leven onder de loep neemt. De beste dingen in het leven zijn volgens Hurka genot, kennis, prestaties, deugden en liefde (waaronder vriendschap valt). Voor genot reserveert hij bijna de helft van het boek (de eerste drie hoofdstukken), de andere bespreekt hij in de daaropvolgende hoofdstukken en in het achtste hoofdstuk neemt hij de onderdelen samen. Een centraal thema in het boek is de gedachte dat er niet een soort van ‘beste ding’ is, maar dat binnen elke soort veel varianten bestaan. Ook constateert hij dat voor iedereen een ander ding het beste kan zijn.
Hurka houdt zich, in tegenstelling tot veel andere auteurs op het terrein van de filosofie van de levenskunst, niet bezig met een verkenning van de verschillende (klassieke) denkers en hun scholen. De centrale lijn is die van zijn eigen betoog in de lijn van de twee bovengenoemde werken. In zijn eigen onderzoek naar een moraalfilosofie voor deze tijd schuilt zijn eigenheid en kracht, maar tevens zijn zwakte. In de verkenning van de verschillende ingrediënten van een goed leven maakt Hurka veelvuldig gebruik van mathematische redeneringen (soms voorzien van grafiekjes) en gedachte-experimenten. De kracht hiervan is dat ze noties uit de moraalfilosofie verhelderen en dat er op degelijke en gedetailleerde wijze normatieve ervaringen verkend worden. De zwakte van zijn benaderingswijze is de mate van abstractie, die niet lijkt te passen bij de inzet van zijn onderneming: een gids bieden voor het goede leven.
Zo nodigt hij ons in zijn verkenning naar de plaats van het genot uit ons een wereld voor te stellen die enkel intense en betekenisloze pijn bevat en deze te vergelijken met een wereld die enkel genot bevat van dezelfde intensiteit. De wereld met intense pijn acht hij een zeer slechte wereld, de wereld met intens genot een beetje een goede wereld. Hij concludeert dat genot zelfs op het terrein van gevoelens een tweede plaats inneemt. Om tot zijn conclusie te komen maakt hij verschillende mathematische wegingen waarin de intensiteit van pijn en genot afgezet worden tegen hun waarde, het geheel samenvattend in een diagram. Het is duidelijk dat voor Hurka genot en gevoelens niet tot de belangrijkste van de best things behoren. Maar in zijn rationele wegingen raakt ook de concrete invoelbare werkelijkheid van de lezer buiten beeld.
Voor Hurka lijken kennis en prestaties de betere best things zijn. Maar ook hier schuurt er wat tussen zijn onderzoek en de alledaagse wereld waarin wij onszelf afvragen hoe te leven. Zo vat hij het belang van kennis samen als het vinden van een overeenstemming tussen het beeld dat je hebt van de werkelijkheid en de werkelijkheid zelf. Hij voegt hier meteen een aantal normatieve elementen aan toe: niet alle kennis is evenveel waard. Het kennen van een natuurwet is waardevoller dan te weten hoeveel grassprietjes een gazon telt. Daarnaast waardeert hij kennis die andere kennis omvat (en dus hiërarchisch hoger staat) hoger. En hoe meer, hoe beter.
Eenzelfde soort redenering heeft hij rond prestaties. Bij het zoeken naar kennis passen we onze ideeën aan de wereld aan (om tot inzicht en waarheid te komen). Bij het presteren passen we de wereld aan onze ideeën aan. Het gaat daarbij om het gebruikmaken van je wilskracht om in de wereld iets teweeg te brengen wat goed is. En hierbij komt – net als bij kennisverwerving – een kwantitatieve factor in het spel, zoals hij dat in een tussenkop al aankondigt: Generality: Go Big! Prestaties zijn beter als ze onderdeel uitmaken van een (groot) plan, meer gestructureerd (hiërarchisch onderdeel uitmaken van andere plannen en doelen) en complex (uitdagend) zijn. Zijn redenering brengt hem ertoe te suggereren dat het beter is dat iemand burgemeester is van een grote metropool dan van een provinciestadje.
Hurka presenteert in zijn boek The Best Things in Life veel interessante onderzoekingen en onderscheidingen die de lezer een helder zicht bieden op de bouwstenen van een actuele moraalfilosofie. Tegelijk blijft zijn betoog een grote mate van abstractie bezitten, waardoor het voor een breder publiek minder toegankelijk zal zijn. Zijn mathematische benadering van de menselijke ervaring geeft interessante doorkijkjes, maar zorgt bij tijd en wijlen ook voor wonderlijke contra-intuïtieve opmerkingen en visies. Het boek zal zoekers naar wijsheid en een filosofie voor het leven hierdoor minder weten te boeien.