detail_Pettegree-The-Book-in-the-Renaissance

The Book in the Renaissance

Andrew Pettegree
Yale University Press, New Haven en Londen, 2011

 

Door Paul Dijstelberge, docent boekwetenschap en conservator (UvA)
Lees meer over Andrew Pettegree bij Nexus.

Het boek heeft een geschiedenis. De belangstelling voor die geschiedenis neemt de laatste jaren sterk toe, omdat zo veel mensen denken dat het een bedreigde diersoort betreft. Boekwetenschap kan in Nederland gestudeerd worden aan de universiteiten van Leiden en Amsterdam. Er worden proefschriften over de wereld van het boek geschreven, er worden in binnen- en buitenland summerschools georganiseerd, en er verschijnen talloze boeken over het boek. De meeste studies zijn vooral interessant voor de beoefenaars van het vak zelf, al zijn zelfs de meest obscure studies vaak zo geschreven dat ook de leek kan begrijpen waar het over gaat en meegesleept kan worden door een verhaal dat de aantekeningen van een zestiende-eeuwse humanist of de sierinitialen van een Bazelse drukker als onderwerp heeft. Overzichtswerken zijn er nauwelijks. Voor zover die bestaan, betreft het meerdelige publicaties met de geschiedenis van het boek in één land als onderwerp. Dat soort boeken kan onderhoudend zijn, maar echt aangenaam lezen is het meestal niet: ze zijn dik en zwaar, vaak toch nog specialistisch en juist het nationale aspect maakt ze per definitie incompleet: geen industrie was al vroeg zo internationaal als het boekenvak. Behalve dergelijke grote, bijna encyclopedische werken zijn er boeken verschenen over de boekcultuur van een stad, over leesgewoontes, over verschillende genres, zoals pamfletten, enzovoort. Specialistische studies die, onderhoudend of niet, de geïnteresseerde leek niet verder helpen.

En nu is er dan The Book in the Renaissance van de Engelse boekwetenschapper Andrew Pettegree, in 2010 bij Yale verschenen en recentelijk als paperback uitgekomen. Een stevig turfje van iets meer dan 400 pagina’s. Een meesterwerk. Het is een briljant opgezet boek dat een reis door de tijd combineert met een geografische reis. We beginnen in de vijftiende eeuw met de ontdekking van de boekdrukkunst, maken de reacties mee van de omgeving op het nieuwe verschijnsel, de onvermijdelijke opmars van het gedrukte boek door Europa, de opkomst van de censuur, de rol van het boek in de godsdienstoorlogen, de wetenschappelijke revolutie en nog het een en ander. Tijdens deze reis bezoeken we alle belangrijke centra waar boeken werden gemaakt – Mainz, Venetië, Bazel, Parijs en Antwerpen – en leren we alle aspecten van het boek kennen.

Pettegree beschikt over het soort eruditie dat het moeilijke en grootse vanzelfsprekend doet lijken. Hij schrijft elegant en weet als geen ander waar hij het over heeft. In 2012 ontving Elizabeth Eisenstein de Gutenbergprijs voor haar werk. Een opmerkelijke keuze voor een auteur die het vooral van haar originele en controversiële interpretatie van secundaire literatuur moet hebben. Het werk van Pettegree is van een heel andere orde. Hij is behalve schrijver en historicus ook bibliograaf die, samen met enthousiaste medewerkers en studenten, werkt aan het in kaart brengen van de complete Europese boekproductie. Dat doet hij niet alleen aan de hand van computerbestanden en digitale verzamelingen, zoals de boeken van Google Books, maar ook met field trips die plaatsvinden tijdens de zomervakanties en waarbij er wordt gekampeerd in de omgeving van de bibliotheek waar de auteur en zijn studenten aan het werk zijn.

Een boek als dit kan dan ook alleen maar zijn geschreven door een man die jaar in, jaar uit elke dag boeken in handen heeft gehad, het liefst op de plaatsen waar die boeken werden gemaakt. Alleen dan is het mogelijk een boek als dit te schrijven, waarin de meer specialistische literatuur is verwerkt, bekeken vanuit de praktijk en niet vanuit de studeerkamer. The Book in the Renaissance is een uitstekende inleiding in de boekwetenschap en een prachtig boek voor iedereen die iets weten wil over de geschiedenis van de boeken in zijn eigen kast. Het gaat over de periode waarin het boek de vorm kreeg die het tot in de jaren vijftig van de twintigste eeuw zou behouden. Alle verschijnselen die worden besproken, zijn tot in onze tijd voelbaar dan wel navoelbaar. Daardoor stijgt het met gemak uit boven het genre van de specialistische studie over een specifieke periode. Na het lezen weet je heel veel over de productie en de handel in boeken, over de rol van het boek in het onderwijs, over schrijvers en hun eigenaardigheden, over de invloed van de Kerk en verschillende vorsten, en natuurlijk vooral over het vaak heroïsche leven van die eerste generaties drukkers, die zo vaak hun zakeninstinct in dienst stelden van de nieuwe wetenschappen. Een en ander tegen de achtergrond van die chaotische zestiende eeuw, waarvan de geschiedenis ook nog eens overzichtelijk en leesbaar wordt gepresenteerd.

Is er dan niets op het boek aan te merken? Natuurlijk wel. Wat je mist, is de discussie. De gewone lezer heeft daar geen last van, maar vakgenoten die de vijftiende en zestiende eeuw goed kennen, zullen wat recente controverses missen. Overigens zijn die vaak al weer weggeëbd, zoals het ‘wereldnieuws’ dat Gutenberg de drukkunst toch niet helemaal had uitgevonden. Het boek is bovendien lastiger leesbaar dan nodig, omdat de vormgevers de binnenmarge zo smal hebben gehouden dat je de band moet kraken om de tekst goed te kunnen lezen. Wie dat niet erg vindt, kan voor minder dan twintig euro een boek kopen waaruit nu echt iets te leren valt. De bibliofiele lezers zullen op jacht moeten naar de gebonden uitgave; dankzij het internet is ook die makkelijk te vinden. Dan beschik je als lezer over een boek waaruit – de geschiedenis is er tenslotte om ons iets te leren – heel precies kan worden opgemaakt waarom het met de ondergang van het boek wel zal loslopen.