The Good, the True, and the Beautiful
Jean-Pierre Changeux
Yale UP, New Haven, 2013
Door Herman Kolk, emeritus hoogleraar neuropsychologie, Radboud Universiteit Nijmegen
De hersenwetenschap rukt op. Steeds meer facetten van het menselijk functioneren blijken weerspiegeld te worden in de activiteit van onze hersenen. Is dit erg? Volgens sommige wetenschappers betekent het dat veel opvattingen die we over onszelf bezitten, wetenschappelijk ongefundeerd zijn.
Hier te lande zijn het vooral Dick Swaab en Victor Lamme die zich op dit standpunt gesteld hebben. Volgens Swaab berust het idee dat we een vrije wil hebben op een illusie. Lamme sluit zich hierbij aan, ondergraaft verder de notie van een ‘ik’ en noemt ons bewustzijn een ‘babbelbox’. Deze wetenschappers lijken erop uit te zijn ons te beroven van alles wat we typisch menselijk vinden.
Het kan ook anders, laat Jean-Pierre Changeux zien in zijn vorig jaar in het Engels vertaalde boek The Good, the True, and the Beautiful. Dat aan alles wat wij doen en beleven, hersenprocessen ten grondslag liggen, betekent niet dat ons geestelijk leven armer moet zijn dan we altijd gedacht hebben. Kernervaringen in het menselijk bestaan worden door de hersenen mogelijk gemaakt: de ervaring van wat mooi is, wat moreel goed is en wat waar is. Reductionisme houdt geen verschraling in: wie dat denkt, heeft zich niet diep genoeg gebogen over het functioneren van ons brein.
Changeux heeft zich in zijn lange wetenschappelijke loopbaan bezig gehouden met hersenprocessen op zowat alle niveaus: de moleculaire processen die ten grondslag liggen aan informatieoverdracht tussen zenuwcellen, de ontwikkeling van de hersenen in het embryo, het functioneren van cognitieve structuren. Leidend principe bij dit onderzoek is zijn ‘neuraal darwinisme’ geweest. Het brein, zegt hij, is een evolutionaire machine. Niet alleen is het in de evolutie ontstaan, het functioneert ook op een darwinistische manier, op elk niveau van informatieverwerking en op verschillende tijdsschalen. Altijd is er sprake van het bestaan van een variëteit aan mogelijkheden, waaruit dan die mogelijkheid wordt geselecteerd die het beste past bij de vigerende omstandigheden. Bij de ontwikkeling van het brein bijvoorbeeld legt de genetische blauwdruk niet volledig vast waar de zich ontwikkelende neuronen hun synaptische eindplaats zullen vinden. Er is sprake van een soort afvalrace tussen neuronen, waarbij de synapsen die het snelst een bepaald niveau van activiteit weten te bereiken, ‘gestabiliseerd’ worden, terwijl de andere neuronen met bijbehorende synapsen afsterven. Dit proces wordt door Changeux ‘epigenetisch’ genoemd, omdat het een verlengstuk is van wat erfelijk is vastgelegd. Ook tijdens het leren na de geboorte is er van zulk een afvalrace sprake. Er zijn altijd meerdere mogelijkheden om te handelen, maar alleen die handelingen die gevolgd worden door een beloning worden in het brein vastgelegd; de alternatieve responsen sterven uit. In de psychologie staat dit principe bekend als de wet van effect. Het zorgt ervoor dat ons gedrag is afgestemd op wat op dit moment voor het organisme van waarde is.
Een tweede leidend principe heeft betrekking op het bewustzijn. Hoewel dit bewustzijn ons begeleidt bij alles wat we ondernemen, wordt vaak getwijfeld aan de meerwaarde ervan. Volgens Changeux geeft alleen het bewustzijn de mogelijkheid om informatie te ‘globaliseren’, dat wil zeggen in verband te brengen met de enorme hoeveelheid kennis die in ons geheugen is opgeslagen. Wanneer een stimulus, bijvoorbeeld een woord, ‘gemaskeerd’ wordt aangeboden, waardoor hij wel in ons brein terechtkomt, maar we er ons niet bewust van worden, maakt hij slechts de waarnemingsgebieden actief en niet de gebieden in de frontaalschors die integratie mogelijk maken, tezamen aangeduid als de ‘globale neuronale werkruimte’. De onbewust verwerkte informatie is daarvoor niet krachtig genoeg: die sterft weg voor ze dit gebied bereikt heeft.
Gewapend met deze uitgangspunten gaat Changeux de noties schoonheid, goedheid en waarheid te lijf, die ooit door Plato als essentieel menselijk werden omschreven. Hij stelt daarbij hoge eisen aan zijn lezers, omdat hij het detail niet schuwt, of het nu gaat over filosofie, fysiologie of moleculaire neurobiologie. Over schoonheid zegt hij dat het scheppen van kunst een sociaal proces is. De kunstenaar schept een beeld van de werkelijkheid en nodigt de kijker uit ermee te sympathiseren. Bij de keuze van middelen om deze sympathie te verwerven speelt de inhoud natuurlijk een belangrijke rol: de schilder kan bijvoorbeeld een oude man op een keukenstoel afbeelden om een gevoel van eenzaamheid over te brengen. Of hij dit effect zal bereiken, hangt echter af van het zuinigheidsprincipe: schoonheid wordt ervaren als er een maximaal effect ontstaat bij een gering aantal middelen. De kunstschilder moet dus een groot aantal vormen van informatie met elkaar integreren, zoals informatie over kleur en vorm op het schilderij dat aan het ontstaan is, kennis van vroegere kunstwerken, vroegere herinneringen van eenzaamheid. Hij zal niet direct tevreden zijn: schilderen is een kwestie van uitproberen, vaak kan hij niet voorspellen hoe iets uit zal pakken. Het is, zegt Changeux, een epigenetisch proces, dat zich afspeelt in de neuronale werkruimte waarin zulk een globale integratie mogelijk is, omdat er toegang is tot visuele, affectieve en betekenisinformatie.
Mensen kennen, in vergelijking met andere zoogdieren, een zeer lange periode van hersenontwikkeling: de frontaalschors groeit zelfs door tot in de vroege volwassenheid. Hierdoor wordt de organisatie van ons brein in belangrijke mate bepaald door de sociale en culturele omgeving waarin een kind opgroeit. Behalve taal verwerft het kind ook de mogelijkheid om intenties van anderen in te schatten. Zoals de Nederlandse etholoog Frans de Waal heeft laten zien, ontwikkelen ook chimpansees dit vermogen. Niet slechts de intenties, maar ook de gevoelens van anderen worden door hen herkend en ervaren. Ze handelen er ook naar en troosten soortgenoten die door anderen zijn mishandeld. Bij mensen ontwikkelt deze empathie zich nog sterker en leidt door tussenkomst van het taalvermogen tot het ontstaan van morele regels. Het toepassen van morele regels is zichtbaar te maken in de neuronale werkruimte.
Ook het ontdekken van de – wetenschappelijke – waarheid verloopt volgens deze principes. Het is een epigenetisch proces van veronderstellen en toetsen, precies zoals Karl Popper het beschreven heeft. Hierbij is het bewustzijn – de neuronale werkruimte – onontbeerlijk. Sociaal psycholoog Ap Dijksterhuis heeft erop gewezen dat de wetenschappelijke ontdekking zelf, de aha-erlebnis, vaak onbewust tot stand komt. Dat moge zo zijn, maar de onbewuste kennis die de ontdekking mogelijk maakte, moet wel door bewuste verwerking van literatuur en gegevens verworven zijn.
Changeux zet hoog in met dit boek en laat noodgedwongen vele vragen onbeantwoord. Hij laat vooral zien waar de hersenen toe in staat zijn en hoe verenigbaar ze zijn met een rijk en volledig mensbeeld waarin iedereen zich kan herkennen.