Naum

Zenobia

Gellu Naum
Vertaling en nawoord Jan H. Mysjkin
Uitgeverij Vleugels, 2020

 

Door Casper Schaaf, uitgever en boekverkoper

Wat moet je schrijven over een boek dat je tegenstaat? Je kunt natuurlijk zeggen ‘niet meer aan denken, gauw door met een boek waar je wél wat mee kan’, maar dan geef je toe aan de trend dat alles altijd maar positief en enthousiast moet zijn. Terwijl het juist interessant kan zijn er eens goed in te duiken wát je dan precies tegenstaat in een boek en waarom.

De aanleiding hiervoor is een Roemeense klassieker die voor het eerst in het Nederlands vertaald is: Zenobia van Gellu Naum. Een surrealistische roman, oorspronkelijk verschenen in 1985, die wordt gerekend tot een van de hoogtepunten van de surrealistische literatuur, naast bijvoorbeeld Nadja van André Breton, Aurora van Michel Leiris en Hebdomeros van Giorgio de Chirico. Naum zag zichzelf allereerst als dichter en daarna pas als prozaschrijver. Interessant genoeg is hij bij het grote publiek in Roemenië het bekendst geworden met Het boek met Apolodor, een nog altijd veelgelezen kinderboek over de avonturen van de kleine, sympathieke pinguïn Apolodor.

Zenobia is niet bepaald een plotgedreven roman. Een jongeman bivakkeert in de moerassen ten zuiden van Boekarest, waar hij de liefde van zijn leven ontmoet: Zenobia. Hij woont een tijdje met haar in een soort kuil in de grond en trekt dan met haar naar Boekarest. Ook daar verblijven ze een tijd, wonen ze op wat verschillende plekken in de stad, maar ze voelen zich er toch niet echt thuis, waarop ze uiteindelijk weer terugtrekken naar het moeras. Einde.

Meer dan om een plot draait het om de filosofische, lyrische en beschouwende passages tussendoor, waarin de hoofdpersoon zijn gedachten over van alles en nog wat laat gaan. Met name over het verschil tussen de werkelijkheid, dromen en de dood. Die grenzen worden niet zo strak getrokken in dit surrealistische universum. De hoofdpersoon schrijft en dicht, maar het lukt hem zelden om met zijn teksten tot achter het gordijn van de werkelijkheid te komen, daar waar het echte, ware leven te vinden is. Die zoektocht, om in zijn taal en in zijn gedachten dat ware werkelijkheidsniveau te vinden en te beschrijven, daar draait het om.

Al zijn wensen en verlangens projecteert hij op Zenobia, die apart genoeg zelf nogal vaag blijft. Heel veel zegt of doet ze niet, ze fungeert eerder als een soort muze, iemand waar de hoofdpersoon zijn bespiegelingen op projecteert. Dit doet denken aan The Sixth Sense, die film waarin je er pas op het einde achter komt dat de hoofdpersoon al die tijd dood is geweest en als een soort spook op aarde blijft rondlopen en -praten. Het motto van het boek geeft deze vage scheidslijn tussen dood en levend al aan: ‘En wij die levend waren, rekenden ons tot de doden en liepen wezenloos rond… – Ioan Dobrescu, bontwerker in Bateşti, een buitenwijk van Boekarest, oktober 1813’.

Gelukkig zitten er ook stukken in Zenobia waarin wel wat gebeurt. In zijn omzwervingen door stad of land komt de hoofdpersoon allerlei figuren tegen die ineens een vermakelijke anekdote beginnen te vertellen. Daarnaast zitten er door het boek heen korte cursiefjes gestrooid, gekke nieuwsberichten die de hoofdpersoon uit de krant knipt. Misschien dat deze staan voor de alledaagse werkelijkheid, als tegenhanger voor de meer metafysische wereld waarin de hoofdpersoon verkeert? Ze zijn als ‘fun fact’ in elk geval welkom:

In de Zuid-Afrikaanse Republiek zijn in een enkel jaar twaalf paren Siamese tweelingen geboren. Professor Trevor Jenkins beschouwt dat als een uiterst zeldzaam fenomeen dat het bestuderen waard is omdat er normaal gezien per jaar wereldwijd hoogstens één paar Siamese tweelingen wordt geboren.

Tussendoor verzandt de lezer regelmatig in dit soort passages:

Mijn mentale gewoonten, tot die van de afwijzing toe, verlamden mij ter plaatse. Van tijd tot tijd kwam ik uiteraard op het eenvoudige idee om ze nogmaals aan een onderzoek te onderwerpen en in overeenstemming te brengen met de verwarrende feiten van de gebeurtenissen. Dan slaagde ik er een tijdlang in de aanvaarding van de vormen terug te dringen, maar in plaats daarvan voelde ik de almaar toenemende hardheid van de natuur of de kracht ervan die, alsof ze vreemd waren aan mijn toestand, mijn stagnatie als gevolg van de blokkade op verraderlijke wijze verergerde.

Is het echter niet een hedendaags idee dat we alles willen begrijpen en in een hokje willen stoppen? Misschien past dit niet bij een boek dat juist gaat over het wazige en onkenbare van de alledaagse werkelijkheid. Het zou goed kunnen dat Gellu Naum een spelletje speelt met de lezer en zijn verwachtingen. Dat maakt Zenobia in zekere zin ook een prikkelend boek. Het confronteert je met je eigen verwachtingen als lezer en zet die vervolgens op zijn kop.

Toch vraag je je af hoe het kan dat zoveel Roemeense lezers met dit boek weglopen. Misschien dat het hem in de taal zit? Gellu Naum was allereerst een dichter en net als in zijn gedichten draait zijn Roemeense proza om klank en ritme. Zie dat maar eens over te brengen in het Nederlands. Dat in dat proces het nodige verloren gaat, valt de vertaler geenszins aan te rekenen, Jan Mysjkin is zelf nota bene een dichter. Het ritme dat in het Roemeense origineel zit valt simpelweg niet een-op-een om te zetten in het Nederlands.

Voor de lezer die zich toch geprikkeld voelt door deze eigenaardige maar originele roman is hier tot slot een toepasselijk citaat, waarin de hoofdpersoon/schrijver een eigen oordeel over zijn boek geeft. Let op de eigenzinnige gewoonte van de auteur om bij bepaalde woorden een ‘h’ toe te voegen, zoals ‘litheraire’ of ‘culthurele’. Elders in het boek komen ook begrippen als ‘pohezie’ en ‘homan’ voor. Deze ‘h-woorden’ zijn een uitdrukking van Naums minachting voor pseudo-literatuur:

Ik was toentertijd zelfs zo naïef om over mijn invocaties en Zenobia’s verschijningen een soort boek te schrijven, doorspekt met kleine theorieën, hoe dan ook, het was van meet af aan gedoemd te mislukken, misschien heb ik het ook daarom geschreven: ondanks een stuk of wat leuke litheraire en een handvol culthurele oordelen, liet het wezenlijke zich niet uitdrukken dan in eenvoudige feiten die, als naar hun gewoonte, er nogal met de haren bij leken te zijn gesleept, en dat lijken ze nog altijd, wat doe je d’raan…

 


Lees ook:

• Essay De tragedie van Midden-Europa van Milan Kundera
• Bespreking van Donau van Claudio Magris
• Bespreking van Sinds tweeduizend jaar van Mihail Sebastian
• Bespreking van Hartenvrouw van Iulian Ciocan