Nexus 25
Tijdschrift Nexus

Nexus 25

Uitverkocht

Alle essays in Nexus trachten inzicht te geven in la condition humaine. André Malraux schreef in 1933 onder deze titel het boek dat door zijn vriend Edgar du Perron werd vertaald onder de meesterlijke titel Het menselijk tekort. Een betere samenvatting van de menselijke staat in de twintigste eeuw had Du Perron niet kunnen gegeven.

Nexus 25 is gewijd aan dit ‘menselijk tekort’. Al is het maar om de volgende observatie van Czeslaw Milosz niet te vergeten: ‘To believe you are magnificent. And gradually discover that you are not magnificent. Enough labor for one human life.’

Inhoudsopgave

Lectori salutem

Riemen staat stil bij de verschijning van het vijfentwintigste nummer van Nexus. Nexus 25 is gewijd aan Het menselijk tekort, tevens de titel van het in 1933 door André Malraux gepubliceerde en door Edgar Du Perron vertaalde La Condition Humaine.

De verloren vraag

Riemen omschrijft de twintigste eeuw als een eeuw gekenschetst door een onherstelbaar verlies: het ontbreken van de alomvattende idee, de meest betekenisvolle gedachte. De twintigste eeuw acht de morele vraag ‘wat is de juiste wijze van leven’ volgens hem als overbodig. Riemen gaat hier aan de hand van een aantal voorbeelden nader op in.

De mens is een beperkt wezen. Hij kan het absolute kennen, maar bezit het niet. Geen mens is werkelijk almachtig, zijn leven is vergankelijk. En de enige vraag die de moeite van het denken waard is, de vraag van Ulrich naar de juiste wijze van leven, deze morele vraag wordt geboren uit de confrontatie van het menselijk tekort met het onvergankelijke ideaal van de menselijke waardigheid.

Nadenken over falen

Vertaling Bab Westerveld

Janik beschouwt het falen als problematiek in een op succes gerichte wereld, waarin mislukking iets is geworden waarvoor men zich moet verontschuldigen. Hij gaat in op de soorten van falen die er zijn en de verschillende betekenissen die de term kan hebben, om inzicht te scheppen in de complexiteit van het begrip.

Leren omgaan met falen is net als leren leven op basis van zekerheden die metafysisch gezien allerminst absoluut zijn, een essentieel moment in het wordingsproces van een gezond mens. Er is werkelijk veel te zeggen voor de stelling dat kunnen omgaan met falen een wezenlijk kenmerk is van het ware geluk.

Dit essay is ook online te lezen. Lees het hier

De nobele woede van King Lear

Rijser gaat in op de intellectuele positie van Shakespeare’s King Lear, en op de vraag waarom de bedenkingen van Tolstoj – die de populariteit van Shakespeare in de negentiende eeuw als een groot kwaad omschreef – bij het stuk niet gedeeld worden door de huidige generatie.

Er zijn dus nog maar weinigen die aanstoot nemen aan King Lear als Tolstoj. Maar opvallend blijft wel dat juist die aspecten die door hem als defecten werden gehekeld, voor de meeste discussie hebben gezorgd in de afgelopen eeuw: de eerste scène, de subplot, de waanzin op de hei en het slot.

Het goddeloze ongeduld van Job

Vertaling Mea Flothuis

Ozick stelt dat de aantrekkingskracht van het ’tijdloze’ boek Job het aspect van het universele is. Ze gaat in op de niet-wetenschappelijke vragen en leeservaring van dit verhaal.

Er is dus iets te zeggen voor beginnende lezers die ongeëquipeerd tot Jobs eisen en klachten komen: ze zullen Gods wereld precies zo waarnemen als Job die zelf waarneemt. Je kunt ook zeggen dat Jobs verbijstering de onze zal zijn, en dat onze verwantschap met zijn moeiten volledig zal worden ontsluierd, mits we bereid zijn ons verre te houden van de aangroeisels uit eeuwen van metafysica, exegese en theologische polemiek.

Een arts

Vertaling Eric M. Moormann

Cristina Campo schrijft haar essay over het werk van en de schrijver Tsjechov, die zich als geen ander bewust was van ons tekort. Zij gaat in op zijn manier van denken en de invloed daarvan op zijn vertelkunst.

In feite behoort Tsjechow tot dat fijne slag dichters die aan de basis van hun bouwwerk een perfect besef legden van de ordening der wereld, van de wetten der noodzakelijkheid die over ons heersen, van de niet te verminderen hoeveelheid kwaad op deze aarde.

Over liefde, dood en muziek in de Orfeusmythe

Vertaling Frank Bestebreurtje

Saner onderzoekt de mythe van Orfeus. Hij beschrijft de oudere ‘Ishtar mythe’, waarin de macht van muziek reeds aan bod komt, en wijst op de relatie tussen deze mythe en de Orfeusmythe. Het essay handelt over de onmacht van Orfeus.

Reeds de eerste mythe over de macht der muziek onderscheidt de vrolijke, onderhoudende muziek van de aangrijpende en ernstige, wier kracht alle woorden overstijgt. Dit transcenderen van de Logos hebben later de Grieken bewonderd, maar ook gevreesd.

Een eeuw van ideologieen

Vertaling Hank Geerts

De twintigste eeuw is een eeuw van revolutionaire ontdekkingen en veranderingen. Klíma beschrijft de behoefte aan nieuwe doelen als gevolg van deze ontwikkelingen, en gaat in op de twintigste-eeuwse ideologieën die de beperktheid van de mens niet willen erkennen.

Ik zou zeggen dat de ideologische bewegingen nog lang niet dood zijn – het volstaat te kijken naar de Balkan, naar Ierland of naar Spaans Baskenland. […] Zowel het communisme als het nationalisme hebben, als gevolg van het enorme kwaad dat ze hebben aangericht, op dit moment enigszins aan aantrekkelijkheid ingeboet. In mijn ogen is het belangrijk dat de voorwaarden waaruit ze zijn ontstaan en waardoor ze een tijdlang het denken van miljoenen mensen konden beheersen, niet zijn verdwenen.

De tijd doden

Hedonisme versus melancholie. Casanovisme in de achttiende en twintigste eeuw

Maris onderzoekt de relatie tussen het hedonisme en de melancholie aan de hand van Casanova’s memoires en Houellebecqs Elementaire deeltjes, de rol die de tijd daarbij speelt en gaat in op de beperkingen die aan het hedonisme worden gesteld.

Casanova was er zich diep van bewust dat alle pogingen om de tijd te doden utopisch zijn. Zijn levenskomedie vindt onvermijdelijk een tragisch einde: uiteindelijk is het de tijd die jou doodt.

Een monument

Vertaling Janneke van der Meulen

Manguel beschrijft de verschillende vormen waarop een gebeurtenis of daad wordt en kan worden herdacht, gaat in op de discussie rond het Holocaust-Mahnmal in Berlijn en beschrijft de mogelijkheden en de onmogelijkheden van zo’n monument.

Hoe kunnen we iets vinden om deze herinnering van het kwaad te representeren – kwaad zonder doel, zonder reden, zonder grenzen? Hoe kunnen we iets in een bruikbaar symbool vatten dat zich per definitie niet laat bevatten? En waarom hebben we zo’n monument eigenlijk nodig?