Nexus 97
Bent u Nexus-lid in 2024? Dan ontvangt u deze publicatie automatisch in de brievenbus.
Nexus 97, ‘Gedachten die niet verloren mogen gaan’, is de laatste uitgave van het jubileumjaar 2024, waarin het Nexus Instituut zijn dertigste verjaardag viert. Voor deze speciale editie hebben we als Nexus-redactie onze persoonlijke bibliotheken geraadpleegd, en teksten bijeengebracht die ons in het bijzonder het overleveren waard lijken. Zo bevat Nexus 97 enkele van de mooiste, indrukwekkendste en belangrijkste pleidooien uit de westerse cultuurgeschiedenis, van onder meer Thucydides, Multatuli, Thomas Mann, Ingeborg Bachmann, Aldous Huxley en Nadjezjda Mandelstam. Niet voor niets zijn het allemaal teksten die in tijden van oorlog, grove onachtzaamheid, verbittering en massapolitiek zijn geschreven, en die ons nu waarschuwen voor de gevaren die dreigen.
Nog geen lid?
Wist u dat u lid kunt worden van het Nexus Instituut? Sluit u aan bij een groeiende groep cultuurliefhebbers en help ons de traditie van het Europees humanisme levend te houden. Leden ontvangen drie maal per jaar het cultuurfilosofisch tijdschrift Nexus en profiteren van aanzienlijke kortingen op entreekaarten. Bekijk de mogelijkheden en alle voordelen.
Inhoudsopgave
Een fragment uit de Peloponnesische Oorlog
Vijfde eeuw v.Chr.Vertaling Wolther Kassies
In tijden van oorlog en strijd zijn eerlijkheid, medemenselijkheid en waarheid vaak de eerste slachtoffers. In dit fragment uit De Peloponnesische Oorlog beschrijft Thucydides hoe tijdens de partijstrijd op het Griekse eiland Kerkyra zonden geleidelijk met deugden werden verwisseld, en woorden hun betekenis verloren.
Zo vertoonde zich in de Griekse wereld als gevolg van de partijconflicten elke denkbare vorm van slechtheid; de eenvoudige oprechtheid, die zo kenmerkend is voor geestelijke grootheid, werd weggelachen en uitgewist, scherpe tegenstellingen in de overtuigingen en onderling wantrouwen grepen steeds verder om zich heen.
De bestendiging van onze politieke instellingen
1838Vertaling Jabik Veenbaas
Lincoln wijst op het belang van de rechtsstaat voor een stabiele democratie. Zonder de ‘rule of law’, zo betoogt hij, zal de samenleving verzanden in allerhande vormen van straffeloosheid en baldadigheid. Hij wijst op de toenemende minachting voor de wet en de groeiende invloed van de menigte, de ‘rule of the mob’, die de stabiliteit van de democratie dreigt te ondermijnen. Lincoln roept op tot een hernieuwde toewijding aan de grondwet en pleit ervoor dat iedere Amerikaan zich inzet voor de handhaving van het recht. Hij benadrukt dat alleen door de eerbied voor de wet de vrijheden en politieke instellingen van de Verenigde Staten kunnen worden beschermd en bestendigd.
Ik weet dat het Amerikaanse volk zeer betrokken is bij zijn overheid; […] En desalniettemin, als de wetten bij voortduring worden geminacht en veronachtzaamd, als zijn rechten op persoonlijke veiligheid en op de bescherming van zijn bezit uitsluitend afhankelijk zijn van de grillen van de massa, zal de vervreemding van zijn liefde voor de overheid daarvan het natuurlijke gevolg zijn; en vroeg of laat zal het zover komen.
Ideeën over de vrije studie
1868In 1868 spreekt Multatuli voor een Delfts studentengenootschap, genaamd ‘Vrye Studie’. Hij stelt de vraag: ‘Wat is Vrye Studie?’, en geeft direct al zelf het antwoord: vrije studie is het onbelemmerd streven naar waarheid. In het betoog dat volgt overdenkt Multatuli de verschillende hindernissen waarmee de mens in zijn of haar zoektocht naar waarheid te maken krijgt, zoals dogma’s, slecht onderwijs, vooroordelen, de heerschappij van lege deugden en een gebrek aan zelfstandig denkvermogen.
Hoe er belemmering is: in ’t uitsluitend gehoor-geven aan stemmen die van één zyde komen […], in ’t te veel waarde hechten aan korte, schynbaar krachtige gezegden. NIet altyd is ’t pikante ’n kenmerk van de waarheid.
Voor het openbaar onderwijs
1910Vertaling Peter Bergsma
In een toespraak voor het Franse parlement betoogt Jaurès dat openbaar onderwijs een grondvoorwaarde is voor de vooruitgang van de samenleving als geheel. In zijn betoog komt een opmerkelijke interpretatie van traditie en vernieuwing naar voren, waarin het eren van het verleden uitgerekend tot uitdrukking komt in het dienen van de toekomst.
De heer Barrès nodigt ons dikwijls uit om terug te keren naar het verleden […]. Welnu, ook wij, mijne heren, eerbiedigen het verleden! Maar wij eerbiedigen het pas werkelijk wanneer wij niet stil blijven staan bij een lange keten van fantomen van weleer: de ware manier om het verleden te eerbiedigen is door ook in de toekomst de arbeid van de in het verleden werkzame levende krachten voort te zetten.
Vaderlandsliefde, menschenliefde en opvoeding
1916Dat nationalisme tot slechte dingen kan leiden heeft zich al vaak uitgewezen, en toch geloven we graag in een goedmoedige variant. Want ‘vaderlandsliefde’, dat gaat toch over verbinding? Over eenheid, trouw en onzelfzuchtige genegenheid? Niets is minder waar, stelt Carry van Bruggen in een vurig pamflet uit 1916. Vaderlandsliefde heeft niets weg van werkelijke liefde, die inderdaad in belangeloosheid bestaat. De patriot houdt in de eerste plaats van zichzelf, en beroemt zich bij uitbreiding op wat hij tot het ‘eigene’ mag rekenen. Daartegenover staat altijd iets wat ‘anders’ is.
Het hier volgende wil nu zijn een bescheiden poging om er op te wijzen, dat vaderlandsliefde niets met menschenliefde te maken heeft, sterker nog, dat we nooit tot menschenliefde zullen komen, zoolang we behept blijven met vaderlandsliefde, dat we dus in ons zelf, maar vooral in de komende geslachten alles wat patriottisme heet moeten bestrijden als de eenige mogelijkheid om tot wat zuivere menschelijkheid en naastenliefde te komen. Patriottisme voert niet naar menschenliefde toe, maar het voert er rechtstreeks van af, want patriottisme is eigenliefde.
Aan de beschaafde wereld
1937Vertaling Huub Stegeman
In 1937 verschijnt de eerste editie van Mass und Wert, een tweemaandelijks tijdschrift ‘voor vrije Duitse cultuur’. De context: het snel opkomende nationaalsocialisme in Duitsland. In deze eerste uitgave beschrijft Thomas Mann het belang van het tijdschrift. Wat staat betrokken kunstenaars en intellectuelen te doen in het Europa van na de Grote Oorlog? Hoe kan de Europese beschaving ooit nog heropgebouwd worden, nadat ze zichzelf zo grondig heeft vernietigd? Mann hekelt de vulgaire, revolutionaire retoriek die kunst en cultuur heeft gereduceerd tot clichés, en benadrukt de noodzaak om kunst te blijven zien als een zuivere, creatieve uitdrukking van de menselijke geest. Tegen de heersende cultuur van kitsch en middelmatigheid in, pleit hij voor een herwaardering van kunst als een daad van durf, verantwoordelijkheid en een diepere geestelijke betekenis.
Kunstenaarschap is precies dit: het nieuwe, dat gevormd wordt uit de uitgebreide elementen van het verleden; het is zich altijd bewust van de traditie en bereid om naar de toekomst te kijken, aristocratisch en revolutionair in één; het is van nature datgene waarmee het model kan staan voor de tijd en voor het leven: conservatieve revolutie.
De mens is op de waarheid aanspreekbaar
1959Vertaling Paul Beers
In deze korte, maar ontroerende toespraak betuigt Ingeborg Bachmann haar dank voor het winnen van de ‘Hoorspelprijs voor Oorlogsblinden’, die zij voor haar beroemde werk Der gute Gott von Manhattan in ontvangst mocht nemen. Bachmann, die zich al sinds de oorlog heeft beziggehouden met het verzamelen en lezen van door de nazi’s verboden boeken, herinnert haar publiek eraan welke wezenlijke kracht de literatuur bezit: om mensen de ogen te openen voor de waarheid.
Ik besef heel goed dat we binnen de orde moeten blijven, dat we niet uit de maatschapij kunnen treden en dat we ons aan elkaar moeten toetsen. Maar binnen die grenzen hebben wij de blik gericht op het volmaakte, het onmogelijke, het onbereikbare, zij het van de liefde, de vrijheid of elke zuivere grootheid.
Propaganda in een dictatuur
1961Vertaling Frank Lekens
In deze krachtige en uiterst actuele tekst, reflecteert Aldous Huxley op de rol van technologie en propaganda in totalitaire regimes. Een van de dodelijkste wapens van een dictator, aldus Huxley, is de massacommunicatie, waarmee een samenleving als eensgezinde kudde wordt aangesproken en in beweging gebracht. Wat gaat er verloren wanneer individuen hun persoonlijke denkvermogen en kritische oordeel aan het sentiment van de groep prijsgeven?
Eenmaal samen in een menigte verliezen mensen het vermogen tot redeneren en het maken van ethische keuzes. Ze worden dan zo beïnvloedbaar dat ze geen wil of oordeel meer hebben. Ze laten zich gemakkelijk opjutten verliezen alle besef van individuele en collectieve verantwoordelijkheid, zijn onderhevig aan plotse uitbarstingen van woede, geestdrift of paniek. Kortom, in een menigte gedraagt een mens zich alsof hij een flinke dosis van een krachtig roesmiddel heeft ingenomen. Hij is dan het slachtoffer van wat ik ‘kuddevergiftiging’ heb genoemd.
Waarom ik Shakespeare niet meer haat
1964Vertaling Eefje Bosch en Manik Sarkar
Door de voortdurende discriminatie waarmee James Baldwin als een Afrikaans-Amerikaanse jongen in de jaren dertig en veertig werd geconfronteerd, zette hij zich aanvankelijk af van de door witte mannen gedomineerde canon van de Engelstalige literatuur -- de literatuur van de overheerser. De vanzelfsprekendste verpersoonlijking van die canon: William Shakespeare. Pas toen Baldwin zich later op een nieuwe manier tot zijn eigen taal ging verhouden, kon hij ook de schoonheid van haar grootste schrijver beginnen te waarderen.
Het conflict dat ik altijd met de Engelse taal had, was dat ik er mijn ervaring niet in weerspiegeld zag. Maar nu ging ik deze kwestie anders bekijken. Dat de taal niet de mijne was kon aan de taal liggen, maar net zo goed aan mij. Misschien was de taal niet de mijne omdat ik nooit had geprobeerd hem te gebruiken — ik had hem alleen proberen na te bootsen. Als dat klopte, zou ik hem misschien toch de last van mijn ervaring kunnen laten dragen, als ik maar de moed vond om zowel de taal als mezelf aan die beproeving te onderwerpen.
Het geheugen
1973Vertaling Kees Verheul
Het geheugen van de mens is selectief. Wanneer ons in het verleden ernstig leed is aangedaan, of meer nog, wanneer we zelf anderen schade hebben toegebracht, is de verleiding sterk om ons geheugen bij te schaven of bepaalde herinneringen weg te wissen. In deze aangrijpende tekst verkent Nadjezjda Mandelstam de menselijke neiging om weg te kijken van onrecht, het leed van anderen te negeren, lastige waarheden te ontwijken, en pijnlijke feiten soms liever te vergeten.
We kennen elkaar in het geheel niet, we staan los van elkaar, we zijn ziek en moe… In ons midden zijn verdedigers van het oude: moordenaars, zoekers naar kleine geneugten, voorstanders van ‘de sterke arm’, die alles vernietigt wat haar bedreigt. En dan zijn er nog de enorme grauwe massa’s der slaperigen, van wie men niet weet waar ze eigenlijk over denken. Wat herinneren zij zich, wat weten ze, waar zijn ze toe te drijven? […] Wat staat een land met een ziek geheugen te wachten? Wat is een mens nog waard als hij geen geheugen heeft?
Cultuur en politiek
1979Vertaling Toon Dohmen
De gemoderniseerde mens heeft veel van zijn traditionele overtuigingen verloren. Het geloof in hogere geestelijke waarden is door de overname van techniek en wetenschap en door de rampen van de twintigste eeuw inmiddels wel onderuit gehaald... Maar heeft deze bevrijding ook voor culturele verrijking gezorgd, of ons slechts in een existentiële crisis geslingerd en onze ethische grondvesten ondermijnd? En welke politiek-maatschappelijke dimensie kunnen kunst en cultuur in een zodanig nihilistische samenleving nog vervullen? Hoe verhouden kunst, cultuur en politiek zich überhaupt tot elkaar? En hoe zouden ze zich ten opzichte van elkaar moeten verhouden? Is een zuivere kunst, zonder enige politieke lading, eigenlijk wel mogelijk? Zijn cultuur en politiek niet inherent met elkaar verweven? En zijn kunst en cultuur niet bij uitstek gericht op de meest fundamentele vragen van het bestaan van de mens? Op datgene, kortom, wat de louter materiële dimensie overstijgt?
In beginsel is cultuur niet los te zien van politiek. Cultuur en politiek zijn ons leven. In feite bestaat cultuur bij de gratie van de kunsten, filosofie en metafysica, religie of andere vormen van geestelijk leven, en de wetenschappen. Maar politiek, die de wetenschap of de kunst hoort te zijn van hoe we onze onderlinge verhoudingen zo organiseren dat we met elkaar kunnen samenleven, een waardig cultureel leven kunnen leiden, deze politiek heeft in onze tijd de andere manifestaties van ons geestelijk leven achter zich gelaten.
De aanhoudende ontzetting van de hellevaarder
1989Vertaling Hans Kloos
Dankzij een speciaal rapport van de uit Auschwitz gevluchte Rudolf Vrba, kon de jonge George Klein ternauwernood aan de vervolging van de nazi’s ontsnappen. Vele jaren later zocht Klein Vrba op in Canada om hem te bedanken voor zijn moed en doorzettingsvermogen. In dit essay, waarin Klein terugdenkt aan zijn ontmoeting met Vrba, stelt Klein zich de vraag wat mensen er toe kan drijven om zich tot het absolute kwaad te bekeren. In een reeks fascinerende dialogen met Vrba en anderen, probeert hij dichter bij de kern van het probleem te komen, maar wordt hij tegelijkertijd steeds onzekerder over zichzelf: wat zou hij zelf hebben gedaan, als hij zich in een positie van ongebreidelde macht had bevonden?
Ook wij zijn kinderen van onze eigen tijd. In onze tijd en onze samenlevingen is het correct en lovenswaardig om wreedheid en moord te veroordelen, om wie dat doet als misdadiger te beschouwen. We voelen ons goed in onze verontwaardiging en zijn er volledig van overtuigd dat wij niet tot zoiets in staat zouden zijn. Maar zijn wij ook niet conformisten binnen onze eigen tijdgeest? Wat zegt ons dat wij ons anders hadden gedragen als wij daar en dan hadden geleefd? […] Kan ik er honderd procent zeker van zijn dat ik het zou afwijzen? Die vaak terugkerende vraag is mijn Kamer 101.