De klank van de heilstaat
Michel Krielaars
Uitgeverij Pluim, 2021
Door Emanuel Overbeeke, musicoloog
In de Sovjet-Unie werden musici en componisten beschouwd als goden, zo begint Michel Krielaars De klank van de heilstaat. Aan het eind van het boek lijkt die opmerking terug te keren. ‘Slava is onze trots’, verklaarde een communistische bobo toen de cellist Mstislav Rostropovitsj, voor intimi Slava, op het punt stond zijn vaderland te verlaten. Bijna alles ertussen lijkt die zinnen te weerleggen.
De klank van de heilstaat beschrijft de levens van diverse musici in de Sovjet-Unie ten tijde van en na Stalin: naast Rostropovitsj de componisten Prokofjev, Zaderatski, Vainberg, Mosolov en Chrennikov, de pianisten Richter en Joedina en de populaire zangers Sjoelzjenko en Kozin (Krielaars noemt de laatste de Russische Vera Lynn). Krielaars, voormalig correspondent te Moskou en nu chef boeken bij NRC Handelsblad, wijdt aan elke artiest een hoofdstuk met een levensbeschrijving ongeveer van de wieg tot het graf, waarin hij materiaal uit buitenlandse boeken (er is nog amper Nederlandse literatuur over Russische muziek van na 1917) vermengt met informatie uit gesprekken met (voormalige) Russen en met persoonlijke herinneringen aan het Rusland van de laatste twintig jaar.
Waarom Krielaars deze juist musici koos, licht hij niet toe. De grote afwezige is de bekendste – Sjostakovitsj –, maar over hem is reeds veel geschreven en zijn persoon duikt op in vrijwel elk hoofdstuk. Krielaars baseert zich diverse malen op Sjostakovitsj’ vermeende memoires uit 1979, ook omdat ze een ommekeer brachten in de westerse waardering voor kunst uit de Sovjettijd, maar erkent ook het dubieuze karakter ervan. Sommige mededelingen zijn niet omstreden. Leven was overleven, het gezag was barbaars en onberekenbaar en schipperen en geluk hebben waren het devies. Artiesten hadden in principe net zoveel te duchten als niet-artiesten.
De klank van de heilstaat is behalve een popularisering ook een geslaagde poging de levenshouding van de Russen voelbaar te maken. Krielaars is een onderhoudende verteller die, net als Julian Barnes in Het tumult van de tijd, zijn roman over Sjostakovitsj, een empathisch beeld geeft van een toestand van permanente oorlog vol bizarre incidenten en voor ons westerlingen ongelooflijke wendingen. Niets is zeker, reputaties kunnen zo omdraaien en relaties zijn delicaat. ‘In de voormalige Sovjet-Unie telt menige familie zowel daders als slachtoffers van de Stalin-terreur, en dat maakt het bespreekbaar maken van die bloedige jaren, die aan miljoenen onschuldige mensen het leven hebben gekost, vrijwel onmogelijk’, schrijft Krielaars.
Die morele complexiteit verklaart ook Krielaars’ omgang met zijn bronnen. Als journalist dient Krielaars zijn bronnen te beschermen. Bij – althans voor mij – nieuwe informatie had ik evenwel graag een bron willen hebben. Een gevolg van morele complexiteit is onder meer dat men zich soms afvraagt wat de waarheid is, als die al is vast te stellen. Oral history speelt in het boek en waarschijnlijk ook in de werkelijkheid een grote rol, zowel voor Krielaars als voor zijn onderwerpen en informanten.
De nieuwe informatie passeert terloops. In de presentatie lopen feiten van uiteenlopend belang volstrekt door elkaar heen. Niet eerder las ik zo expliciet en zo nebenbei dat Richter homoseksueel was. Het negatieve beeld van Chrennikov, vooral te danken aan de memoires van Sjostakovitsj waarin hij wordt afgeschilderd als de zetbaas van Stalin onder de componisten, wordt sterk genuanceerd. Ook het beeld van Sjostakovitsj als zowat een heilige, ook gebaseerd op de memoires, moet op de helling – de componist kon zo blijkt heel goed veinzen en schipperen. Het hoofdstuk over Rostropovitsj speelt grotendeels in de jaren na Stalin en geeft net als andere hoofdstukken goed aan in hoeverre het klimaat na 1953 enigszins anders was dan ervoor.
Hoewel de Sovjet-Unie zich graag als eigengereide wereldmacht presenteerde, was het soms gevoelig voor de reacties van de buitenwacht, getuige de carrières van Richter en Rostropovitsj. Sjoelzjenko en Kozin hadden het slechter getroffen. Vervolging was voor een groot deel gebaseerd op dezelfde motieven als voor 1917: homofobie, niet tegen humor kunnen, racisme, antisemitisme en politieke standpunten met als straffen onverwachte arrestaties, verbanning, gevangenschap, geen optredens, lastercampagnes of erger. Dictatuur, zo maakt Krielaars goed duidelijk, betekent niet alleen afwezigheid van politieke en artistieke vrijheid, het creëert ook een wezenlijk anders mensbeeld dan een democratie.
Krielaars geeft een welkome lijst met luistertips inclusief QR-code plus een uitvoerige literatuurlijst maar gaat amper in op de muziek. Op p. 110 bedoelt hij neem ik aan De vuurengel, een opera van Prokofjev, en niet De vuurvogel, een ballet van Stravinsky. Over de biografie en de context van de musici is hij veel uitvoeriger dan over de macht van muziek, oftewel de klank van de heilstaat. Daarom werkt hij niet de opmerking uit dat in de Sovjet-Unie de staat zich actief met kunst bemoeide vanwege het besef dat muziek een macht is die de context kan trotseren en grootse gevoelens kan losmaken. Het raakt aan het oude idee dat kunst uitstekend floreert in een klimaat van repressie.
Hoewel dat soms waar is, zie ik graag dat die macht ook wordt erkend als een factor van belang in democratische culturen die niet zijn bevangen door een anti-artistiek neoliberalisme. Stravinsky, een naar het westen uitgeweken Rus, was in wezen net zo apolitiek als Sjostakovitsj, terwijl de muziek van Stravinsky, hoewel minder bekend dus op indirecte wijze, evenzeer van betekenis is voor de ziel en de samenleving hier als die van Sjostakovitsj, Kozin en Sjoelzjenko dat is voor ogenschijnlijk veel meer mensen daar. Indirecte invloed is ook macht en invloed. Over die kwestie laat Krielaars zich helaas niet uit. Maar als beeld van een bestel en de plaats daarin van de beste musici geeft zijn boek veel informatie en stof tot nadenken, zeker voor westerlingen.
Lees ook:
• Sjostakovitsj in c-mineur van Juan Ángel Vela del Campo.
• Een verscheurde wereld van Aleksandr Solzjenitsyn in Nexus 85.