lessen-ferencz

Over waarheid

Benjamin Ferencz
Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum, 2020
Vertaald door Janine Langeveld
Oorspronkelijke titel: Parting Words, Sphere, 2020

 

De onderstaande tekst is een fragment uit ‘Negen lessen voor een bijzonder leven. Wijze lessen van de 100-jarige aanklager van de Neurenberg-processen’ van Benjamin Ferencz en Nadia Khomami.

Toen ik uit Duitsland terugkeerde, schaarde ik me bij de tien miljoen andere Amerikaanse soldaten die op zoek waren naar werk. Ik verstuurde talloze sollicitaties. De eerste vraag die de grote advocatenkantoren me altijd stelden was: ‘Hoeveel cliënten kun je meebrengen?’ Helaas waren de enige cliënten die ik had mensen die niet veel meer bezaten dan een tatoeage op hun onderarm.

Het lukte me niet om werk te vinden, tot ik op een dag een telegram van het Pentagon ontving met een uitnodiging om te komen praten. Dus toog ik naar Washington, waar ik een sollicitatiegesprek had met kolonel Mickey Marcus, die op zoek was naar juristen voor de militaire processen die het leger van plan was te voeren. Er was een groot tekort aan advocaten die kennis hadden van oorlogsmisdadenprocessen en het leger was dan ook wanhopig op zoek.

Ik zag het eigenlijk niet zitten om weer onder militair gezag te staan en de tribunalen lieten nogal wat te wensen over. Toen ik echter een tweede gesprek had, deze keer met kolonel Telford Taylor, gaf dat voor mij uiteindelijk de doorslag. Taylor vertelde dat hij was aangesteld door president Truman als verantwoordelijke voor aanvullende processen die door de Amerikaanse regering werden uitgevoerd. De bedoeling van deze processen was om verschillende facetten van het Duitse leven bloot te leggen en uit te leggen hoe het kon dat een geciviliseerd land als Duitsland zulke verschrikkelijke misdaden kon begaan. Ze waren van plan hiermee te beginnen zodra de internationale krijgstribunalen voorbij waren.

Taylor zei dat hij mijn staat van dienst had doorgenomen en dat het hem was opgevallen dat ik af en toe tegendraads was. Ik antwoordde: ‘Sorry, meneer, maar dat klopt niet. Ik ben niet soms tegendraads, maar meestal. Ik gehoorzaam geen regels die onwettig of dom zijn.’ Vervolgens zei ik dat ik gelukkig ook zijn staat van dienst had doorgenomen en wist dat hij me dergelijke orders niet zou geven.

Hij glimlachte en zei: ‘Jou wil ik erbij hebben.’

[…]

We gingen vervolgens 136 dagen in waarin de verdediging het woord mocht voeren. Het meest interessante, en weerzinwekkende argument ter verdediging van de genocide werd aangevoerd door de hoofdbeklaagde, SS-generaal dr. Otto Ohlendorf. De verslagen stelden dat zijn eenheid onder zijn commando 90.000 Joden had vermoord. Toen hem werd gevraagd of dat waar was, antwoordde hij dat hij dat niet wist, omdat de mannen de neiging hadden het aantal doden te overdrijven. Ze wilden de indruk wekken dat ze meer mensen hadden gedood dan werkelijk het geval was. Toen het cijfer werd gecorrigeerd naar 70.000 was hij tevreden.

Ohlendorf bevestigde dat Joden simpelweg werden gedood omdat het Joden waren. Op de toon van een schoolmeester legde hij uit dat mensen met zigeunerbloed onbetrouwbaar waren en mogelijk de vijand zouden helpen en dat ook zij daarom gedood moesten worden. Als de Joodse kinderen erachter zouden komen dat hun ouders vermoord waren, zouden ze opgroeien tot vijanden van Duitsland, dus zat er niets anders op dan ook hen te doden. Wat hij beoogd had, was langdurige veiligheid voor zijn land, was dat niet duidelijk?

Een andere rechtvaardiging die Ohlendorf voor zijn daden gaf, was zelfverdediging. ‘Maar Duitsland werd door niemand aangevallen,’ werd hem gezegd. ‘Duitsland viel juist Frankrijk, België, Nederland en Denemarken aan.’ ‘Ja, natuurlijk,’ zei hij, ‘maar Hitler wist het en Hitler had meer informatie dan ik had. De bolsjewisten waren van plan ons aan te vallen, daarom hadden we besloten dat het beter was om zelf de eerste slag te slaan. Dat is een wettige preventieve aanval.’

Hij voerde een zwaarwegende deskundige mening van een strafrechtadvocaat uit München aan, die stelde dat dit volkomen gewettigd en geen misdaad was. Ik had niet gedacht dat ik tientallen jaren later, op mijn 99ste, hetzelfde argument zou horen uit de mond van de president van de Verenigde Staten tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, toen hij dreigde Noord-Korea te ‘vernietigen’ als ze de Verenigde Staten of een van haar bondgenoten zou bedreigen. Er was geen enkele juridische grondslag voor een preventieve aanval door Duitsland. We hadden drie Neurenberg-rechters die stelden dat dit geen wettige verdediging was.

Volgens Ohlendorf werden mensenrechten tijdens een oorlog noodgedwongen opgeschort. Hij haalde de bombardering van Dresden en Hiroshima door de geallieerden aan. Zijn redenatie was een recept voor wereldwijde ellende en hij werd veroordeeld tot de dood door ophanging. Een groot aantal van de andere beklaagden ondergingen hetzelfde lot. Telkens wanneer ik die zin uitgesproken hoorde worden, voelde dat als een mokerslag die een schok aan mijn brein toebracht. Ik had nooit gevraagd om de doodstraf, omdat ik het gevoel had dat de omvang van de misdaden daarmee gebagatelliseerd zou worden, alsof ze door de executie van een handjevol misdadigers vereffend konden worden. Anderen kregen levenslang of een langdurige gevangenisstraf opgelegd. Telkens wanneer een van de Neurenberg-processen was afgerond, was het gebruikelijk dat de hoofdaanklager zijn medewerkers bij hem thuis uitnodigde om deze gebeurtenis te vieren. Ik denk dat ik de enige was die vroeg verexcuseerd te worden van zijn eigen feestje.

De les in dit hoofdstuk lijkt in eerste instantie misschien niet de meest toepasbare in het dagelijks leven, maar ik denk dat dat wel zo is en ik moet hem hier toch benadrukken. Mensen denken dat wat onder Hitler in Duitsland is gebeurd nooit meer zal kunnen gebeuren, vooral niet in hun eigen land. Maar minder dan honderd jaar geleden was het al eerder in Duitsland gebeurd en toen dacht iedereen ook dat het nooit meer zou kunnen gebeuren.

Zoals ik hierboven zei, worden de argumenten ter verdediging die tijdens de Neurenberg-processen werden aangevoerd nog steeds gebruikt. Over de hele wereld worden nog steeds oorlogsmisdaden gepleegd. Ook al zijn de schaal en georganiseerdheid van de misdaden die de nazi’s pleegden misschien niet meer geëvenaard, ze worden sinds 1945 toch nog steeds gepleegd. De waarheid is een kostbaar goed. Wat jouw waarheid ook is, ga er niet zomaar van uit dat mensen deze kennen, onthouden of kunnen horen. Mijn waarheid is altijd geweest dat oorlogsmisdaden oorlogsmisdaden zijn, wie ze ook pleegt. Ik heb mijn hele leven tegen de machthebbers gevochten om ze aan dat feit te herinneren en ze ter verantwoording te roepen.

De beklaagden die ik had geselecteerd voor de Neurenberg-processen waren geen gewone misdadigers. Ze waren allemaal intelligent en hoogopgeleid. Ze waren afgestudeerd in economie of rechten. Een van hen was een operazanger geweest en een andere een lutherse geestelijke. Stuk voor stuk ontkenden ze hun misdaden. Mijn grootste les was dat oorlog moordenaars maakt van doorgaans fatsoenlijke mensen. Ohlendorf was daarvan een goed voorbeeld. Hij was een goed uitziende man, vader van vijf kinderen, afgestudeerd in de economie. Hij was eerlijk in zijn uitlatingen. Zijn argumenten klonken mij als zeer kwaadaardig in de oren, maar ze waren rationeel. Eerlijk gezegd had ik medelijden met hem.

Hij was de enige beklaagde met wie ik, nadat hij ter dood veroordeeld was, ooit van man tot man gesproken heb. Ik ging naar de gevangenis waar hij in bewaring zat, recht onder de rechtbank. Ik zei dat ik hem wilde spreken. Ik vroeg hem in het Duits of er iets was wat ik voor hem kon doen. Een kleine gunst misschien? Een bericht dat ik aan zijn familie kon overbrengen? Hij zei dat ik zou zien dat hij gelijk had: de Russen zouden hebben aangevallen en de communisten zouden het land hebben overgenomen. Hij begon de argumenten die hij tijdens het proces had aangevoerd weer te herhalen. De man had niets geleerd en had nergens spijt van. Ik voelde me een beetje geërgerd. Ik was hier niet gekomen om dat te horen. Ik keek hem in de ogen en zei rustig in het Engels: ‘Tot ziens, meneer Ohlendorf ’ en sloeg de deur achter me dicht.

Ik werd uitgenodigd om zijn ophanging bij te wonen, maar ik sloeg de uitnodiging af.

 


Lees ook:

• ‘Overpeinzingen van de laatste Neurenberg-aanklager’ van Benjamin Ferencz in Nexus 80

• ‘Ágnes Heller: een voorbeeld’ van Mitchell Cohen

• ‘Het unieke van de Holocaust’ van Avishai Margalit & Gabriel Motzkin