Bruiloft en De zomer
Albert Camus
Vertaald door Eva Wissenburg
Uitgeverij Athenaeum, 2023
Bestel dit boek via onze partner Athenaeum Boekhandel
Door Jozef Waanders
‘De Mediterranée kent een tragiek van de zon, en dat is niet die van de nevel’, schrijft Albert Camus in 1948 in ‘Helena’s ballingschap’, een van de essays uit De zomer. En waar de Grieken in hun tragedies het schone koesterden en hun gevoel voor begrenzing volgens Camus behielden, is Europa ‘met zijn totaliteitsqueeste juist een kind van het mateloze’ en verheerlijkt het maar één ding: ‘het toekomstige koninkrijk van de rede.’
We zijn in tijden van klimaatopwarming inmiddels misschien geneigd om – getekend als we zijn door de beelden van verzengende zomers met brandende stukken land in en rondom de Middellandse Zee – de ‘tragiek van de zon’ anders te lezen dan ze door Camus is bedoeld. Het Middellandse Zeegebied stond voor Camus voor de onbemiddelde en intuïtieve levenservaring die nog niet door de reflectie is verstoord. Een vergelijking tussen (Noord-)Europa en het zuiden zou voor Camus daarom altijd uitvallen in het voordeel van het zuiden – waar ook zijn eigen wortels lagen. Algerije – zijn geboorteland, waar hij de eerste helft van zijn leven woonde – zou ook na zijn vertrek naar het veelal koude en donkere Parijs, waar Camus zich zelden écht thuis voelde, zijn ‘innerlijk landschap’ blijven dat hij als zijn eigenlijke thuis beschouwde.
Twee van de lyrische essaybundels waarin Camus hiervan het meest hartstochtelijk getuigt – Noces (1938) en L’été (1954) – zijn nu door Eva Wissenburg opnieuw in het Nederlands vertaald en gezamenlijk uitgegeven als Bruiloft en De zomer. Oorspronkelijk werden deze bundels ruim vijftien jaar na elkaar gepubliceerd: de eerste toen Camus nog in Algerije woonde, pas 24 jaar en nog onbekend was, de tweede toen Camus door de ervaring van de oorlog heen was gegaan, in Parijs woonde en een wereldberoemd auteur was. Maar ondanks de ruime tijdspanne die er tussen de essaybundels wordt overbrugd, is er ook een duidelijke constante: de blijvende betekenis van Algerije voor Camus’ leven en kunstenaarschap. Want net als in Bruiloft, bezingt Camus ook in De zomer andermaal het land van zijn jeugd.
De beide bundels getuigen vooral van de betekenis die zon, zee en licht voor hem hadden. Camus, die de primaire lichamelijke genoegens van het strand en het zwemmen als een extatische verlossing uit de beknellende alledaagsheid ervoer, beschrijft die ervaring in Bruiloft als een bijna mystieke levensaanvaarding. Hij bezingt het onmiddellijke levensgenot en de ervaring van samensmelting met de aarde in het samenspel van zon, zee en licht op lyrische wijze. In het eerste essay uit de bundel, ‘Bruiloft in Tipaza’, schrijft hij:
Zee, velden, stilte, de heerlijke lucht van deze aarde – ik zoog me vol met geurig leven en beet in de reeds goudgekleurde vrucht van de wereld, overrompeld door het zoete, smaakvolle sap dat ik langs mijn lippen voelde lopen. Nee, het ging niet om mij en ook niet om de wereld, het ging om de harmonie en de stilte waaruit de liefde tussen ons ontstond.
Bruiloft is dus een titel die doelt op de eenwording van mens en aarde. Een eenwording die volgens Camus bij uitstek in het zuiden ervaren kon worden. De oude Romeinse ruïnestad Tipaza, een kuststad iets ten westen van Algiers, staat hier voor Camus in het bijzonder symbool voor. Een stad die in de lente wordt ‘bevolkt door de goden’ en waar hun stemmen doorklinken in ‘de zon en de geur van de absintalsem, de zilvergepantserde zee, de ongebleekt blauwe lucht, de met bloemen begroeide ruïnes en het licht dat tussen de steenhopen door gutst.’ Camus schrijft:
Er is een tijd om te leven en een tijd om te getuigen van dat leven (…) Ik vind het genoeg om te leven met heel mijn lichaam en ervan te getuigen met heel mijn hart. Tipaza beleven, ervan getuigen, en het kunstwerk komt later.
Later in zijn leven zal Camus meermaals naar Tipaza terugkeren om er zelfs op zijn donkerste momenten opnieuw het licht en iets van levensvreugde te vinden. In een later essay uit De zomer met de titel ‘Terug naar Tipaza’ schrijft Camus hoe een terugkeer naar Tipaza vanuit het door oorlog verscheurde Europa (‘ik was de Europese nacht ontvlucht, de winter op de gezichten’) hem eerder leerde dat:
we een frisheid in onszelf moeten bewaren, een bron van vreugde, dat we het daglicht dat zich aan het onrecht onttrekt moeten beminnen en met dat nieuw verworven licht terug moeten naar het slagveld. Ik hervond hier een schoonheid van vroeger, een jonge hemel, en besefte hoeveel geluk ik had toen ik eindelijk begreep dat de herinnering aan deze hemel me zelfs in de gruwelijkste jaren van onze waanzin niet had verlaten. […] Hier begon de wereld elke dag opnieuw in een altijd nieuw licht. […] Midden in de winter leerde ik eindelijk dat ik een onoverwinnelijke zomer in me droeg.
Toch blijven er ook tekenen van die winter en het donker in beide essaybundels aanwezig. Het zintuigelijke leven waarvan Camus in Bruiloft zo hartstochtelijk getuigt, ervoer hij door zijn tuberculose ook als ernstig bedreigd. De ziekte treft hem voor het eerst wanneer hij zeventien is, zal hem zijn leven lang achtervolgen en stelt hem regelmatig een spoedige dood in het vooruitzicht. Het maakt dat Camus zich al op jonge leeftijd heel intens van zijn sterfelijkheid bewust is. In Bruiloft schrijft hij ook over het moment dat hij reeds na zijn eerste aanval van tuberculose werd opgegeven door de arts: ‘daar lig je dan, met je handen vol leven, je hart vol angst en de blik van een idioot. Wat betekent al het andere dan nog’. Hij heeft het over ‘die harde ontmoeting met de dood, de fysieke angst van een dier dat gek is op de zon.’
Door de naderende dood en het besef ‘ter dood veroordeeld’ te zijn geweest, heeft Camus zijn leven als toevallig en absurd ervaren. Het zet hem aan tot een reflectie over de betekenis van leven en sterven: ‘voor mij is de dood een dichte deur.’ Het thema van de absurditeit, waarvan Camus hier al vindt dat die erkend moet worden, schemert nadrukkelijk door: hij wil ‘de juiste woorden vinden, tussen angst en zwijgen in, om de bewuste overtuiging te beschrijven dat er geen hoop schuilt in de dood.’ Na op lyrische wijze de spontane momenten van levensvreugde, harmonie en de zintuigelijke ervaring van de schoonheid van de wereld te hebben bezongen, volgt onmiddellijk het besef dat factoren buiten de mens, zoals ziekte, lijden en dood, dat geluk als een trouwe schaduw vergezellen. Maar Camus wenst daarin niet te berusten, waardoor ook het thema van de revolte – dat zijn latere schrijven en denken zal domineren – hier al doorschemert: ‘En leven, dat betekent dat je niet berust.’ Toch weet Camus ook hier al: ‘dat in de kern van mijn opstand instemming sluimert.’
Alle grote thema’s die Camus’ schrijverschap zullen bepalen zijn dus al in Bruiloft aanwezig. Ondanks dat hij hier juist ook de (kortstondige) harmonie tussen mens en wereld thematiseert, en de onmogelijkheid van de duurzaamheid van die ervaring uiteindelijk aan de basis van zijn filosofie van het absurde en de opstand staat, is zijn hele latere filosofie al sluimerend in deze vroegste teksten aanwezig. Later herneemt hij in De zomer nog eens het belang van de Mediterranée voor zijn gevecht tegen het donker in hemzelf: ‘hoe kan ik met een geheugen vol zon inzetten op zinloosheid?’. Het is – vijftien jaar na Bruiloft – vooral de herinnering aan zijn lichtbron die hem in de donkerste jaren van Europa staande heeft gehouden:
In het zwartst van ons nihilisme zocht ik enkel naar redenen om dat nihilisme te ontstijgen. En niet omdat ik zo deugdzaam was of een zeldzaam verheven ziel bezat, maar uit instinctieve trouw aan het licht waarin ik ben geboren en waar de mensen al duizenden jaren leren het leven te eren zelfs als het leven lijden is.
In het slotakkoord van De zomer vat Camus de spanning tussen de intuïtief ervaren levensvreugde en de wanhoop over de eindigheid en zinloosheid ervan nog eenmaal lyrisch samen: ‘Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik leefde op volle zee, bedreigd, maar te midden van een vorstelijk geluk.’
Eerder al verschenen beide essaybundels – aanvankelijk apart in 1976 en vanaf de tweede druk in 1985 gezamenlijk – in het Nederlands, in een vertaling van Anton van der Niet. Maar de vertaling van Eva Wissenburg, dankzij wie ook Camus’ Chroniques Algériennes vorig jaar als Algerijnse kronieken voor het eerst in Nederlandse vertaling verscheen, geeft een hernieuwde frisheid aan Camus’ lyrische getuigenis van zijn vroege zuidelijke leven en de blijvende betekenis van zijn zonovergoten lichtbron. Voor ons, lezers in tijden van een vooral voor dat zuiden steeds verwoestender klimaatopwarming, heeft de brandende zon inmiddels evenwel ook een wrangere betekenis gekregen.
Lees ook:
- Absurditeit en revolte. Van eenzaamheid naar solidariteit in de filosofie van Albert Camus – Jozef Waanders.
- Bespreking van Algerijnse kronieken van Camus.
- Bespreking van Looking for the Stranger over De vreemdeling van Camus.
- ‘De crisis van de mens’ – Albert Camus, in Nexus 78.