Montaigne
Stefan Zweig
Vertaald door Kris Lauwerys en Isabelle Schoepen
Athenaeum, 2023
Bestel dit boek via ons partnerprogramma met Athenaeum Boekhandel en steun daarmee het Nexus Instituut.
Door Thomas Huttinga
Het is zijn laatste verblijfplaats in Petropolis, Brazilië. Gevlucht voor het oprukkende nazisme slijt de Oostenrijkse schrijver, pacifist en kosmopoliet Stefan Zweig (1881-1942) samen met zijn vrouw Charlotte Altmann (1908-1942) zijn laatste dagen in een afgelegen gedeelte van het Braziliaanse vasteland. De boeken van de meest vertaalde auteur ter wereld zijn verboden, zijn vrienden gevlucht of overleden en zijn geliefde Europese continent lijkt zichzelf voor de tweede keer in zijn leven te vernietigen. In Brazilië raken de Zweigs steeds meer geïsoleerd. ‘De post wordt steeds minder’, schrijft hij somber aan zijn Franse vriend Jules Romains, ‘een manier waarop de wereld tegen je zegt dat je niet meer telt, dat je niet meer dan een op drift geraakte vluchteling bent, en dat je kan vertrekken zonder een leegte achter te laten’. Bij een gebrek aan toekomst, besluit Zweig zich op dat moment op het verleden te richten.
In deze periode van isolement schrijft Zweig verrassend genoeg zijn meest bekende werken. Bekend is zijn autobiografie De wereld van gisteren en zijn korte verhaal de Schaaknovelle, maar onlangs is er ook een nieuwe vertaling verschenen van Zweigs biografie over de Franse humanist Michel de Montaigne (1533-1592). Zweig was bezig met het schrijven aan deze biografie, totdat hij samen met zijn vrouw een eind aan het leven maakte op 22 februari 1942. Het werk blijft onaf.
Michel de Montaigne, filosoof, politicus en schrijver, is met name bekend geworden door zijn in 1580 gepubliceerde Essays. Hij groeide op in Bordeaux, waar hij een klassieke, humanistische opvoeding genoot. Het Latijn stond hem nader dan het Frans, zijn jeugd bestond uit het doorploegen van de Griekse en Romeinse klassieken en hij liet zich omringen door boeken. Zijn Essays bestaat uit overpeinzingen over de mens, het verleden en de maatschappij, doorspekt met citaten van denkers en schrijvers uit onder andere de Oudheid. Waar hij zich eerst afsluit voor de buitenwereld — de godsdienstoorlogen trekken langs zijn ramen — besluit hij daarna zich weer open te stellen voor de wereld om hem heen en bezoekt hij Italië, Zwitserland en Duitsland. Later wordt hij burgermeester van Bordeaux en in de tussentijd adviseert hij ook meerdere Franse koningen, tot hij in 1592 overlijdt.
De keuze voor de Oostenrijker om zich daar in het afgelegen Brazilië op Montaigne te richten komt niet helemaal uit de lucht vallen. ‘Voor wie geestelijke onafhankelijkheid nastreeft is dat wat Montaigne heeft gezegd en geschreven nog altijd waar en geldig’, schrijft Zweig in zijn biografie. De Fransman was voor hem de onafhankelijkheid zelve, een reddingsboei in een tijd dat zijn eigen leven ook op zijn kop stond. Zijn tijd vergelijkt Zweig ook vaak met het verleden, als hij bijvoorbeeld in een brief schrijft dat ‘er niet meer veiligheid is in onze tijd dan tijdens de Reformatie of de val van Rome’. De demonen van het verleden waren wederom in zijn leven teruggekeerd, zijn wereld van gisteren reeds ingestort.
Het verleden als reddingsboei om zijn tijd beter te begrijpen heeft Zweig dan ook vaker toegepast. Eerder publiceerde hij in 1934 een biografie over Erasmus van Rotterdam, een ‘versluierd zelfportret’ en een pleidooi tegen fanatisme. Twee jaar later kwam zijn biografie over Sebastiaan Castellio uit, waarin Castellio zijn stem verheft tegen de autoritaire Calvijn en en aan de hand van dit boek laat Zweig zien hoe hij eigenlijk had willen zijn. En in deze biografie over Montaigne benadrukt Zweig het belang van het beschermen van het innerlijke zelf in tijden van chaos, ondanks dat hij het werk dus niet afrondt.
Tijdens het lezen van Zweigs biografie merk je nog de ruwe randjes van het onafgeronde manuscript. Zo ontbreken sommige titels van de hoofdstukken, Zweig herhaalt zich soms en er ontbreekt, jammer genoeg, Zweigs vlammende eindhoofdstuk zoals hij meestal zijn biografieën afsluit met een bijpassende boodschap. Desondanks blijft het werk als geheel overeind staan en merk je door het verhaal heen en uit zijn correspondentie waarom hij zoveel waardering had voor Montaigne, juist op dat moment in zijn leven.
Zo schrijft Zweig in oktober 1941 in een brief aan zijn eerste vrouw Friderike Winternitz-Burger dat hij over Montaigne wil schrijven en hij zijn werk met veel genoegen leest. Montaigne is, zo schrijft Zweig, ‘een andere (betere) Erasmus, nog meer een troostrijke geest’. Het is vervolgens ook Friderike die ervoor zorgt dat Zweig in Brazilië enkele werken van Montaigne ontvangt, zoals een essay uit 1929 van de Franse schrijver André Gide over de Franse humanist. Ook heeft Zweig geluk dat hij erachter komt dat de Franse literatuurhistoricus en essayist Fortunat Strowski, tevens Montaigne specialist, in Rio de Janeiro woont en hem kan helpen met zijn onderzoek, onder andere door hem een goede versie beschikbaar te stellen van Montaignes Essays. Daarmee lukt het hem, ondanks dat hij zich ver weg bevindt van zijn bibliotheek vol boeken uit een vorig leven, toch om onderzoek te doen naar het leven en gedachtegoed van Montaigne.
Waarom Zweig wil schrijven over Montaigne is het duidelijkste door een passage uit een brief in januari 1942, een maand voordat hij een einde aan zijn leven maakte. ‘Ik werk aan een klein werk over Montaigne’, zo schrijft hij, ‘om te laten zien dat zelfs in tijden van fanatisme, oorlog en wrede ideologieën, innerlijke vrijheid verdedigd kan worden als men de kracht en de wil heeft om zijn “innerlijke zelf” te verdedigen’. Hiermee doelt hij, in de zin van Goethe, op de ‘innerlijke citadel’, de persoonlijke vrijheid van ieder mens, die voort blijft branden in ieders hart, ook in de meest moeilijke tijden.
En hierin zit ook het verschil tussen bijvoorbeeld zijn biografieën over Erasmus en Castellio, en die over Montaigne. In de biografieën die hij in de jaren dertig schrijft is Zweig nog strijdbaar en gebruikt hij zijn pen als zwaard om de groeiende dreiging van het nazisme te bestrijden. In zijn werk over Montaigne trekt hij zich terug tot zijn innerlijke zelf, moe gestreden door de geschiedenis die door zijn leven en die van zijn generatie trekt.
In zijn Essays schrijft Montaigne in een van zijn overpeinzingen dat wij nog een achterkamertje moeten reserveren ‘dat helemaal van ons is en helemaal vrij, waarin we onze ware vrijheid, en vooral onze afzondering en eenzaamheid huisvesten’. Zoals Montaigne zich opsloot in zijn achterkamertje in de toren van zijn kasteel in Bordeaux om zijn gedachten te ordenen, zo bevond Zweigs achterkamer zich in Petropolis in Brazilië. Maar dit keer in goed gezelschap. Montaigne was hierin, zoals hij schrijft aan een vriend, diegene die op dat moment in tijden van eenzaamheid verre vrienden verving. Ook Zweig trok zich op dat moment terug in de toren van zijn innerlijke zelf.
In Zweigs biografie over Montaigne klinken de echo’s van zijn eigen gedachten, een zoektocht naar geestelijke onafhankelijkheid in een tijd dat de kolkende wereldgeschiedenis zijn wereld verandert. Montaigne was voor de Oostenrijker een vriend en een broer die hem troost bood en raad gaf, een ‘vriend van iedere homme libre op aarde’: de mede-wereldburger en humanist uit een ander tijdperk, maar die dezelfde woeste stormen onderging. Het werk van Montaigne was voor Zweig een tijdloze baken van menselijkheid in een tijd van onmenselijkheid. En deze gedachte maakt het nog steeds belangrijk om het werk van – en over – beide humanisten te lezen.
Lees ook:
• Bespreking van Aan de Europanen van vandaag en morgen van Stefan Zweig.
• De Europese gedachte – Stefan Zweig in Nexus 70.
• Bespreking van Elke vriendschap met mij is verderfelijk, brieven van Zweig en Roth.